140 haar eens kregen, reeds lang bepaald, en herhaalde malen hoorde men, langs die plaats wandelende: „Daar komt de manege!" Maar ze blijft weg. Dat het gemis eener manege in de eerste plaats wordt gevoeld door officieren, die zeiven hunne jonge paarden moeten af richten, is duidelijk. Op allerhande manieren werd dan ook getracht, zich te behelpen. Een stuk gronddat eenigszins den vorm eener manege had of gedeeltelijk door een bamboepagar was omsloten, werd steeds gretig bezochtzelfs enkele officieren hadden eene manege, om sloten door bamboe, in hunne tuinen gemaakt. Een plan om uit eigen fondsen eene tijdelijkegeslotenoverdekte manege te bouwenmis lukte, daar het te kostbaar was. De bestaande kleine detachementen, gelukkig nu reeds met 4 verminderd, zijn de kanker voor het wapen. Vroeger werden als commandanten daarvoor gewoonlijk aangewezen de jongste officierendie nog lang niet als zelfstandig commandant behoorden op te treden en hun oefeningstijd in de militaire loopbaan nog niet hadden beëindigdtegenwoordig is een ander streven merkbaar. Toch vergt men van die detachementen nog te veel ordon- nance- en politiediensten, zoodat aan de gewone noodzakelijke oefe ningen veel te weinig tijd kan worden besteed. Het begeleiden van geldtransporten als anderszins bracht de paarden in aanraking met besmette plaatsen. Hoofdzakelijk kwade droes was er het ge volg van, en zoo gingen tal van mooie en goede paarden verloren, getuige de detachementen te Cheribon, Kediri en Madioen. Rapporten van SemarangBanjoemdsMagelang en Poenvoredjo kunnen getui gen, dat het groote verlies van paarden hoofdzakelijk ook daaraan te wijten was. Daarbij komt nog, dat de meeste detachementen op plaatsen gelegen zijn, waar geene Gouvernements-veeartsen gevonden worden. De Geneeskundige dienst wordt dan opgedragen aan een verdienstelijk onderofficier, die daarvoor eene geldelijke toelage ge niet van f 0,25 per maand voor ieder present paard. Geneesmidde len voor de paarden moeten daarvoor, soms zeer duur, worden aan gekocht; instrumenten, enz, zijn niet aanwezig, zoodat men licht begrijpen kan, hoe spoedig een ernstig ziek paard verdwijnt. Het is ook niet te vergen, dat ieder cavalerieofficier tegelijk paarden doctor is, al moet hij ook eenige algemeene kennis van dikwijls

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 149