o blijven een besluit, dat genomen is tengevolge van het verlangen naar eene totale verandering van toestand, van omgeving, soms de trek naar het onbekende, somtijds eene behoefte voor een avontuurlijk leven, de zucht om te gaan reizen en andere landen en volken te zien? W elk Indisch soldaat zou ooit volgenderwijze geredeneerd hebben „ik zou wel eens naar Indië willen, over een of over twee, mogelijk ook over vier jaren, naar gelang het Gouvernement dat goedvindt?" Wij gelooven niet aan het bestaan van dergelijke redeneerende soldaten. Trouwens, ge hebt het zelf ook zoo begrepen herlees daar voor de door U geschreven regelen op pagina 257 van het IVe verslag, hiervoren genoemd, waar staat: rZij die lust of plan hebben om naar Indie te gaanzullen dit liever dadelijk doendan zich eerst te verbinden bij de brigade en de kans te loopen om misschien in het geheel niet of eerst na geruimen tijd hun verlangen verwezenlijkt te zienhet veel hoogere handgeld, dat bij eene verbintenis voor de dienst in de koloniën wordt genoten, zal ook steeds zijn prikkel blijven uitoefenen." Maar wie moeten dan bij de brigade komen Als het goed nagere kend wordt, wat al daarover door U is gezegd, dan zouden bij die brigade enkel in dienst komen de soldaten, die uit Indië teruggekeerd zijn met paspoort, die gaarne eenigen tijd in Nederland zouden willen vertoeven onder genot van soldij, enz., doch die zich ook weder op een tijdstip naar eigen keuze zouden willen inschepen om naar Indië terug te keeren. Dus eigenlijk eene soort van verlofgangers, die den duur van hun verlof naar willekeur bepalen. Die bevolking der Indische brigade zoude derhalve al te vlottend worden. Voorts zouden nog de uit Indië teruggekeerde reconvalescenten bij de brigade komen (pagina 257, IVe verslag); laat ons daarover liever maar zwijgendie individuen zijn meer medelijdenswaardig dan wel geschikt voor de gewenschte brigade. Door sommigen is in overweging gegeven om het corps Mariniers in eene Indische brigade te herscheppen. Onzes inziens hebben de ontwerpers van dat plan nimmer van nabij de dienst op de Necler- landsche oorlogschepen waargenomen. We gelooven niet te veel te zeggen, wanneer we beweren, dat de marinier een onmisbaar element geworden is in de dienst der Zeemacht. Uitbreiding van het corps

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 15