FtlA.
De genesis der Indische legerorganisatie na 1816.
VervolgZie afl. Ho. 7.)
2" Of deze militairen uit de staande armee getrokken dan wel
AFZONDERLIJK OPGEWORPEN MOETEN WORDEN, EN OP WELKE WIJZE VERVOL
GENS COMPLEET TE HOUDEN?
Voorzeker zouden wij van gevoelen zijn, dat als het eenvoudigste en
meest bestaanbare middel met de thans existerende wetten (1) zoude be-
hooren te worden aangenomen, om eenige corpsen voor de dienst der ko
loniën aan te wijzen, en-die na verloop van een bepaald getal jaren door
andere corpsen te doen vervangenmaar wij gelooven, dat de tegenwoor
dige staat der armee bet aanraden van dit middel voor als nog niet toe
laat; en hoe moeijelijk bet ons ook is toegeschenen, ten deze middelen
te suppediteren, waarvan men volkomen succès kan hopen, zoo gelooven
wij toch de volgende te mogen aanbevelen.
Eerstens. Zoude aan alle de corpsen der staande armee moeten wor
den opgelegd, bet zesde gedeelte hunner sterkte in korporaals en soldaten
tot de dienst der koloniën te leveren.
De chefs der corpsen moeten worden verantwoordelijk gesteld voor het
geven van goede, jonge, gezonde en zoo veel doenlijk ongehuwde man
schappen. Zij zouden door de chefs vrijwillig kunnen worden gevraagd,
en dit geen genoegzaam getal opleverende, kan in de coipsen geloot (2)
worden, en ter meerdere aanmoediging van dezen maatregel, behoorde een
handgeld van vier dukaten te worden gegeven.
Tweedens. Zoude men kunnen beproeven, of er hij de landmilitie geene
vrijwilligers voor de Oost te verkrijgen zijn. Indien eene premie van
vier dukaten werd beloofd aan een ieder, die zich zal aandienen, zullen
er zich nog wel eenige manschappen opdoen.
Derdens. Zoude kunnen worden bepaald, dat zoodra de twee maanden
verschenen zullen zijn, die aan de deserteurs der verschillende corpsen
van de landmagt zijn toegestaan, om zich aan te geven, men door de