172 bij het Indische leger in dienst komt?waren die verhoudingen in 1850 en 1851 gedaald tot 1 i°/0 en ll°/0. Doch van 1857 1860 bedroeg het cijfer der vreemdelingen 64°/0! Dit cijfer daalde tot 1872, toen het van 1874 1879 gemiddeld weer klom tot 50°/0. (4) Juist. "Wanneer de Commissie zelve het „voorregt" erkent, van in Indië steeds zoo veel mogelijk geacclimateerde soldaten te hebben, is het vreemd, dat zij tevens kon voorstellen om „eenige corpsen voor den dienst der koloniën aan te wijzen, en die na verloop van een bepaald getal jaren door andere corpsen te doen vervangen"; want het is eene uitgemaakte zaak, dat met haar stelsel van troepenuitzending d. i. het Engelsche stelsel de Commissie uit het oogpunt der acclimatatieen om andere re denen, niet zoo vele „voorregten" zoude behalen als met het oude en hedendaagsche suppletiestelsel. Of was dit in strijd met de toen „existerende wetten"? Daarop kan men, met een beroep op het historisch recht van bestaan van een afzonderlijk Indisch leger, neen zeggen. Wat is er na 1816 gebeurd? Wij zijn niet bekend met den in houd van den „secreeten" brief dd. 5 Maart 1803, behandelende de „Defensie dezer Bezittingen en de Land- en Zeemagt, daartoe vereischt wordende", van de „Commissie tot de Oost-Indische zaken aan het Staatsbewind der Bataafsche Republiek", maar wij weten wel, dat die Commissie in haren „secreeten" brief dd. 31 Augustus d. a. v., houdende „Consideratiën en advijs omtrent den voet en de wijze, waarop de handel op 's Lands bezittingen in de Oost- Indiën zoude behooren gedreven en die bezittingen bestuurd te wordenin dier voegedat aan dezelve de hoogst mogelijke trap van welvaart, aan den koophandel der Republiek het meeste nut, en aan 's Lands finantiën het meeste voordeel worde aangebragt" (Zie Mr. P. Mijer, „Verzameling van instructiën, ordonnanciën en reglementen, enz". Batavia1848) het navolgende schreef„Wanneer wij verder nagaanvan hoeveel aanbelang het isom steeds in Indiën en voorname lijk op het Eiland Javate hebben eene door een duurzaam verblijf, geacclimateerdo Militaire Magt, aan de Huishoudelijke inrichtinge, en de gemeenschap met den Inlan der gewoonmoeten wij als eene vaste maxime aanraden, dat nimmer Nationale militaire Corpsen, Corpsgewijze, worden afgewisseld, en wij kunnen ook niet vinden, dat, daarin, eenige de minste zwarigheid kan gelegen zijn, wanneer aan den Gouverneur- Generaal de bevoegdheid wordt gelatenomde dienst van den Staat zulks gedogende, aan Officieren en Soldaten individuëel derzelver Ontslag ofte ook Verlof, voor eenen bepaalden tijd, te mogen verleenen, wanneer zij daartoe verzoek doen". Dat is het thans, door eenige met Indische toestanden onbekende officieren veroordeelde, bestaan de suppletiestelsel! (5) De Commissie spreekt van het gelasten van officieren van het Nederlandsche leger om „zich tot de dienst der koloniën gereed te houden." Volgens de Grondwet kan het nu nog. En volgens de Grondwet van 1814 ook, maar met dat onderscheid, dat men er toen geene onbillijkheid in gezien zoude hebben; tegenwoordig is dat anders; bij de opleiding van onze officieren in Nederland zie de Wet voor do Koninklijke Militaire Academie te Breda erkent men het afzonderlijk bestaan van twee legers, zoodat men er nog eens goed over denken zoude, alvorens Nederlandsche officieren, het geval van een oorlog met een buitenlandschen vijand uitgezonderd, te gelastenzich, zonder hun verzoek daartoe, naar lndië te begeven. Of van dat advies der Commissie gebruik is gemaakt, weet ik niet, maar wel hoe het vele jaren

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 181