177 voor eene benting van 100 man bezetting, meestal 160 a 170 M. vuurlijn noodig had. 2° De manschappen konden niet vlug genoeg op het banket komen, daar dit moest geschieden door bamboezen of houten trappendie meestal slechts op enkele plaatsen aangebracht waren. De communicatie over het banket was zeer moeilijk, daar het vervaardigd was van oude plan ken, pinang-latten, enz., waarover men zeer voorzichtig moest loopen om niet te vallen. 3e De flankverdediging was zeer gebrekkig, daar elk stuk geschut op de bastions een schootsveld van 270° had te bestrijken. Men voorzag in dit nadeel door op de bastions infanteristen te plaatsen, maar wegens de kleine binnenruimte, hinderden deze het stuk zoodanig, dat het niet dan met groote moeite kon wenden, terwijl de infanteristen telkens op hunne hoede moesten zijn tegen den terugloop van het stuk en door de artilleristen gehinderd werden. 4e De munitiemagazijntjes lagen meestal veel te open en bloot en kon den door één ongelukkig schot in brand vliegen. 5e Er was gewoonlijk niet gezorgd, dat er in de benting goed drink water in voldoende hoeveelheid voorhanden was. Gewoonlijk stonden er een paar groote liggers, die altijd vol gehouden werden. Het is echter duidelijk, dat er, bij eene insluiting, op deze manier licht gebrek zou kunnen komen, voornamelijk indien er brand mocht ontstaan. Buitendien heeft het halen van water buitenaf een ander groot nadeelnamelijk, dat het door den vijand onbruikbaar gemaakt zou kunnen worden. Te Lam- baroe bijv. werd in Juli 1877 de geheele benting van water voorzien uit een modderigen put, die op eenigen afstand buiten de versterking lag, en 's nachts zeer goed door den vijand te benaderen was, zonder dat deze eenig vuur te vreezen had, daar de plaats alsdan, zelfs bij lichte maan, onzichtbaar was. Dat de vijand daarvan niet geprofiteerd heeft om het water te vergiftigen, pleit voor zijne onwetendheid of achteloosheid. Dit kan evenwel niet altijd verwacht worden. In Augustus van datzelfde jaar droogde deze put uit, en het water moest 40 minuten ver (van Pd- gar-ajeruit de Atjeh-rivier gehaald worden. Iedereen zal moeten toe stemmen, dat dit voor eene versterking in de onmiddelijke nabijheid des vijands een abnormale toestand is. Men meene bovendien niet, dat Lam- baroe eene uitzondering was. Neendeze toestand was vrij algemeen, en zelfs waar men putten binnen de palissadeering vond, werden zij nog dikwijls verwaarloosd, zoodat zij vuil en droog werden. 6° De chicanes waren soms onvoldoende of onpractisch aangebracht. 12

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 186