populair zoude zijn, pagina 55, „Indisch Militair tijdschrift", N° 7 van 1879 enz. enz. Gelooft ge werkelijk, lezer, dat de Balisclie oorlog van 1848, in Nederland met andere oogen werd aangezien dan de Atjehsche in 1873? Had eerstgenoemde oorlog een minder agressief karakter dan de laatste? Gelijken alle oorlogen buiten Java, waarbij een geleden échec moet uitgewischt worden, niet als druppels water op elkander, wat de staatkundige handelingen betreft? Zoudt ge den ken, dat in één oord van dezen archipel onze overmacht, onze meer derheid en de onderwerping van de bevolking op andere basis steunde dan die van het recht en de kracht van den sterkste? Als ge die illusie mocht koesteren, behoort ge tot de optimisten. Wij, Neder landers, hebben veel gedaan en doen nog steeds veel voor de Inlan ders, maar dat alles legt onze rol van overheerscher ons op. Wij doen niet meer dan ons eigen behoud en ons eigen voordeel mede brengt we doen het strikt noodige, het onontbeerlijke, doch méér ook niet. Dat een Indische oorlog in Nederland, het geldland bij uitnemend heid, populair zoude kunnen zijn, klinkt erg paradoxaal. Dus ons volkdat over het algemeen van Indië bitter weinig afweet, zoude ingenomen zijn, zoude daadwerkelijke geestdrift aan den dag leggen met en voor eene Indische zaak Ik ben geen pessimistmaar geloof het niet. Onze Nederlandsche volksgeest zoude in geestdrift kunnen geraken over een Indischen oorlog, die voornamelijk door de dag bladen ter kennisse van ons volk gebracht werd Die dat beweert kent den Hollandschen volksgeest nietKapitein Borel geeft daarop ook zelf het ontkennende antwoord op pagina 55 van het „Militair Tijdschrift" van 1879aflevering 7, waar te lezen staat„ware geest drift moet uit zich zelf voortkomen", d. w. z. de geest moet door eigen impulsie vaardig worden. Om de meer gegoede lezers dei- dagbladen gerust te stellen, roepen eenige redacteurs „de oorlog met Atjeh is populair;" maar daarom is dat nog niet waar. En wat doet men een zoogenaamd beroep op het volk? Geloof me lezer, die tijden zijn voorbij. Men wil nog altijd het volk een ridderlijken geest toedichten, het aansporen tot strijd voor een idée. Ik hoop het beste. Door veel handgeld stelt men de enkelen, die zich laten medeslepen, in staat, zich gedurende de laatste dagen in het vaderland het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 18