185 - en 1600 M., en zal Nederland zelfs niet "weldra in het hezit zijn van eene vizierinrichting voor eerstgenoemden afstand? Daarbij meenenwij, dat eigenlijk de kwestie eerst door Frankrijk op het tapijt is gebracht naar aanleiding van den oorlog van 1870. Mag men dan niet "wijzen op goede voorheelden uit andere legers, tot leering voor onze officieren? Wat het veelvuldig misbruik maken van sterken drank aangaat, dat door den „Infanteristook wordt aangehaald als bezwaar om goede schutters te vormen, en waardoor hij het niet noodig acht, het vuurwa pen te volmaken, men hechte daaraan niet te veel waarde en wachte zich voor overdrijving, ten einde zich niet ontslagen te rekenen van de noodige zorg en inspanning, die aan de schietoefeningen en theorién moeten besteed worden, Wij willen niet beweren, dat het Indische leger een voorbeeld van matigheid is, maar dienen toch ook lang genoeg in zijne gelederen om te weten, dat het slechts enkele en altijd dezelfde man schappen zijn, die zich schuldig maken aan misbruik van sterken drank. Wat het intellectueel g'ehalte aangaat, gelooven wij, dat, voor de Europea nen althans, dit niet minder is dan in eenig ander leger, en uit dat oogpunt zou hun het verbeterde vuurwapen gerust in handen kunnen gegeven wor den. Moge nu wel is waar de Javaan in intellectueele ontwikkeling veelal bij zijn blanken wapenbroeder achterstaan, het wil er toch bij ons niet in, dat hij, bij oordeelkundige leiding en eene veelvuldiger herhaling der oefeningen, niet dezelfde kennis omtrent het practisch gebruik van zijn wapen zoude kunnen verkrijgen als de Europeaan. Door b. v. de theo- riën over het competeerende van den soldaat, zoomede over de straffen, die hem kunnen worden opgelegd, te besteden aan die over het geweer, zoude hij reeds eenige extra-lessen 'sjaars meer hebben, waarvan het aantal niet onbelangrijk is en de uren vrij wat nuttiger besteed zouden zijn. En hiermede sluiten wij van onze zijde het debat. Wij meenen thans voldoende aangetoond te hebben, dat ook het Indische leger in 't bezit dient gesteld te worden van het verbeterde Beaumont-geweeren ho pen, dat de Legercommandant den raad, door den „Infanterist" gegeven, om aan het geweer slechts eene vizierinrichting te doen aanbrengen voor 600 pas, niet zal opvolgen. Wij gelooven in onze meening niet alleen te staan en eindigen met de woorden van den Franschen Majoor der ma- rineiufanterie OrtusLa victoire restera a celle dont l'instruction de tir De geachte schrijver leze de A. O. No. 52 van 1871. Het gehalte van den soldaat is er sedert zeker niet op verbeterd, en wij betwijfelen dan ook of enkelen zich slechts aan het misbruik maken van sterken drank schuldig maken. Redactie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 194