192 is goed en is niet goed, al naarmate men haar opvat. Zij is niet goed, wanneer zoodoende ieder Legercommandant het werk van zijn voorganger kan afbrekenwaardoor men nooit tot eenig resultaat kan geraken. Zij is daarentegen wel goedwanneer eerst door het Opperbestuur een defensieplan in breede trekken ontworpen is en daaraan consequent de hand gehouden wordt, zonder dat ieder Legercommandant aan de begin selen, de basis daarvan mag veranderen. De ontwerper van deze instructieGeneraal Van den Bosch, is de eerste geweest, die aan dit artikel de hand niet heeft gehouden. Hij droeg, als Gouverneur-Generaal, buiten den Legercommandant, Generaal-Majoor De Stuers, om, aan den Kolonel der Genie Van der Wijck op, zijn defensiestelsel uit te werken. Toen dat ontwerp gereed was, mocht de Legercommandant er op adviseeren. (13) Het beginsel om een Legercommandant eene expeditie te laten commandeeren is een slecht beginseldat slechts in zeer buitengewone omstandigheden moet worden toegepast. Zijne plaats is bij het hoofdkwartieren van daar behoort hij een wakend oog te houden op de leiding der expeditie en, in verband met de elders beschikbare krachten en hulpmiddelen van het leger, voor eene behoorlijke aanvulling der expe ditionaire troepenmacht en hare behoeften te zorgen. Hij kan daarvan de grenzen beter bepalen, wanneer hij in het hoofdkwartier is dan wanneer hij zich te velde be vindt. In dat geval doet het feitelijk een onder hem staand officier, die gedurende zijne afwezigheid met het legercommando tijdelijk belast wordt, en dit is uit een militair oogpunt om verschillende redenen niet wenschelijk. In 1824 commandeerde de Legercommandant de expeditie naar Palembang-, tijdens den oorlog op Java van 1825—1830 was hij bijna altijd van het hoofdkwartier afwezig. In 1849 ging de Le gercommandant naar Bali-, in 1859 en 1860 was hij in Boni. (14) Niet alleen militaire, ook niet-mïlitaire rapporten behoorden aan den Leger commandant, of door zijne tussclienkomst althans, den Gouverneur-Generaal te worden gezonden, wanneer eenig officier, te velde zijnde, tevens Gouvernements-commissaris is, of wanneer bij en na eene expeditie het militair en civiel gezag in één persoon vereenigd zijn. De militaire belangen staan alsdan in zulk een nauw verband met Apolitieke, dat ook de Legercommandant de laatste moet kunnen beoordeelen. Als men een officier de geschiktheid totekent om met het civiel, bestuur te worden belastdan mag toch den boven hem staanden Legercommandant wel de bevoegdheid toegekend worden om een oordeel te vellen ook over politieke aangelegenheden? En de Regeering zal er, bij zoodanige gezonde opvatting van de bevoegdheid van den Legercommandant, wel bij varen! Laat ons eens denken aan de namen van De Koek, De Stuers, Michiels, Van Swieten, Meis, De Brauw, Kroesen en anderen. (15) De Gouverneur-Generaal heeft dus ook de faculteit om het niet raadzaam te oordeelen. Hij kan het doen en laten. In welk eene zonderlinge verhouding moet dan wel de Legercommandant verkeerenwien de verdediging der Indische bezittingen wordt opgedragen, wanneer men weet, dat de Gouverneur-Generaal in de meeste ge vallen geen militair is. (16) Wat is de bedoeling hiervan? Wil het zeggen, dat de formatie van het veld leger, bestemd voor de verdediging der bezittingen, als behoorende bij het stelsel van defensie, bij Koninklijk besluit, maar de garnizoenstroepenbestemd voor plaatselijke

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 201