195
heel administrativen aard (26) en staat volkomen gelijk met die van Mi
nister van Oorlog in Europa; alleen is daaraan toegevoegd het komman
dement der troepen, onder de reserve echter, bij art. 6 en 13 aangewezen,
en waardoor dus verstaan wordt, dat de kommandant der troepen alle
zoodanige hevelen, betrekkelijk het inwendige van de dienst, aan de korp
sen geven kan, als waartoe de kommandant van een korps, aan eenen
hoogeien officier ondergeschikt, uithoofde van de bestaande in rig tingen
de bevoegdheid bezit; gelijk h. v. de generaal eener brigade, zelf onder
geschikt aan den generaal eener divisie, aan de hem ondergeschikte
korpsen kan verleenen. UHEdG. is te wel met de militaire hiërarchie
bekend, dan dat dit nadere explicatie zou behoeven."
„Het kommando der troepen, in den opgegeven zin, is daarom als het
ware aan den Minister van Oorlog toegevoegd, om een tweeden generaal
alhier, ter surveillering van de dienst, te kunnen ontberen." (27)
„Het is in dezen geest, dat de instructie voor den kommandant der troe
pen door mij in Europa ontworpen en door Zijne Majesteit goedgekeurd is."
„Het zal dan ook, voor den vervolge, voor UHEdG. geenszins moeije-
hJk zÜ'b om kunnen onderscheiden, welke bevelen onmiddelijk door U
kunnen gegeven worden, en voor welke bevelen mijne autorisatie noodig
is. Daartoe alleen zal vereischt wordendat UHEdG. desnoodsbij het
geven van orders, het artikel uit de reglementen kunt citeren, dan wel
mijnen bijzonderen last, ten gevolge waarvan dezelve gegeven worden, of
wel die huishoudelijke bepaling, die een kommandant van een korps de
bevoegdheid geeft, zonder speciale autorisatie van zijnen superieur, zulke
bevelen uit te vaardigen. Wat niet binnen deze grenzen ligt opgesloten,
behoort tot mijne attributen, moet aan mij worden voorgedragen, en op
mijne autorisatie worden uitgevoerd."
„Het is geenszins onmogelijk, dat er vele zaken zullen voorkomen,
waarvan de uitvoering door eene meer algemeene autorisatie zal kunnen
worden bevorderd. UHEdG. bezit niet alleen de bevoegdheid; maar de
verpligting daartoe berust, volgens art. 13, op U, om mij die voor te
dragen, gelijk in het algemeen alles wat het welzijn van de dienst kan
bevordereneven als op mij de verantwoordelijkheid, waarom ik dierge
lijke voordragten al of niet heb aangenomen."
„Ik geloof thans den aard onzer onderlinge betrekking genoegzaam
duidelijk te hebben ontwikkeld, om mij te mogen vleijen, dat daarnaar
stiptelijk door UHEdG. zal worden gehandeld, en dat UHEdG. duidelijk zal
inzien, dat de pligten, mij opgelegd, mij gebieden, zulks te vorderen." (28)