203 noodzakelijkheid tot herziening van hoofdstuk 8 (defensie) der grondwet, moet wel Teel waarde hebben. In het 2e gedeelte der brochure beantwoordt de oud-Minister Den Beer Poortugael de vraag: „Is eene grondwetsherziening tot regeling- der defensie dringend noodzakelijk". De Schr. zou, de aanvulling buiten beschouwing latendede sterkte van het leger willen gebracht zien op 75000 tot 80000 man, verdeeld in een veldleger van 35000 tot 40000 man en een bezettingsleger van bijna 40000 manhetgeen zonder herziening van de grondwet niet te verkrijgen is dan door enorme verhooging van het budget van Oorlog en eene groote vermeerdering van het jaarlijksch contingent. Het eerste noemt hij ongeraden, het tweede bezwarend. Hij wenscht door wijziging der grondwet verlenging van de militiediensten wel door de bij de militie ingelijfden na vijfjarigen diensttijd nog 5 jaren in reserve te houden, zon der hun eenigen noemenswaardig en last in vredestijd op te leggen. Deze beginselen zijn, naar onze meening, in de brochure te weinig uitgewerkt en toegelicht; want de overigens zeer duidelijke aantooning, dat een veldleger voor Nederland onontbeerlijk isen het korte overzicht van de geschiedenis der grondwettelijke deelen van het leger (staande armee, militieleger en schutterijen) achten wij daarvoor niet voldoende. Zooals hierboven reeds is gezegd, zijn ook wij overtuigd, dat eene herziening van het hoofdstuk over de defensie niet wenschelijk, maar noodzakelijk isdoch niet zonder voorbereiding. Het zij ons vergund deze zienswijze in korte trekken eenigszins nader toe te lichten. De debatten en de geschriften, gedurende de laatste 10 jaren over algemeenen en persoonlijken dienstplicht, over den tijd van duur, zoowel van het onder de wapens blijven, tot vorming van den ingelijfdeals van de jaarlijksche herhalingsoefeningen, het localiseeren der militie, enz. hebben aangetoond, dat de geoefendheid van het Nederlandsclie leger onvoldoende is, en het militiestelsel te wenschen overlaat, om een ge disciplineerd en bruikbaar leger, samengesteld uit krachtige mannen, be dreven in de behandeling van hun wapen en niet vreemd aan leiding en gehoorzaamheid, met spoed te vereenigen. En alleen met behoorlijk georganiseerde, geoefende en gedisciplineerde troepen is de oorlogvoering mogelijk, terwijl het gehalte der levende strijdkrachten voor de verde diging deugdelijker moet zijn dan voor den aanval. Bij het maken van bezuinigingen, welke maar al te eenzijdig op het langer of korter onder de wapens blijven der militiens en op de verpleging worden gezocht, schijnt men te willen vergeten, dat de kracht van een staat bovenal

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 212