- 205
taak gemakkelijk gemaakt, om, met verandering in de opvoeding, meer
genegenheid voor de algemeene persoonlijke verplichte militaire dienst
op te wekken. Want daarheen moet het gaan. Niet in persoonlijken,
maar in algemeenen dienstplicht zien wij heil. Dan staat het leger niet
meer als een lichaam huiten het volk, maar worden beiden meer en meer
één, waardoor de waarde van het zoo kostbare element, dat men overi
gens wel zou willen missen, beter wordt ingezien. De waarde van de
dienstplichtigen van eiken stand, waarvan de kennis zoo noodig is voor
het oefenen en gebruiken der individuenkan men slechts bij algemeenen
dienstplicht, door ondervinding leeren kennen. Want is het waar, dat de
boerenzonen, die men in Nederland zoo veel heeft, de beste soldaten zijn,
dat men onder de hoogere klassen of uitstekende öf zeer middel
matige militairen vindtdat de gegoede burgerstand alleen dan goede
weerplichtigen oplevert, wanneer de diensttijd slechts kort duurt, en
dat de mannen uit de mindere klassen de minst bruikbaren zijnook als
beroepsoldaten dan valt het niet te ontkennendat met deze belang
rijke factoren wel degelijk voor elke regeling, de levende strijdkrachten
betreffenderekening zal gehouden moeten worden bij eene verdediging
van den Nederlandschen bodem.
Ook het cijfer van het jaarlijksch contingent is door de grondwet niet
beperkt; maar, aannemende dat de dichtheid der bevolking en het aan
tal inwoners eene vermeerdering' van dienstplichtigen veroorlooft, zouden
de Kamers gelden toestaan, wanneer de druk, op de bevolking gelegd,
zoowel finantieel als materieel, zwaarder werd gemaakt
Ook kunnen alle lichtingen elk jaar gedurende 6 weken worden opge
roepen om in den wapenhandel te worden geoefend, maar alweer doen
wij de vraagzouden de Kamers daarvoor gelden willen en thans ook
kunnen geven, al gaat men van de zekerheid uit, dat deze oefeningen wer
kelijk van nut zijn.
liet verlengen van den eersten oefeningstijd is ook mogelijk volgens
de grondwet, maar de eisch van deze persoonlijke offers, hoe noodzakelijk
voor eene degelijke vorming van later bruikbare militairen, zou thans door
de Kamers gegispt, en de gelden daarvoor geweigerd worden.
De schutterijen te doen bestaan uit hen, die hun diensttijd bij de mi
litie hebben volbracht, is, wanneer wij de geschiedenis van art. 188
nagaan, in strijd met de grondwet, heeft bovendien, naar onze meening,
Van deze gelegenheid maken wij gebruik, den lezers liet uitstekende werk van
Dr. Lorenz von Stein: „Die Lehre vom Heerwesen als Theil der Staatswissenschaft"
in herinnering te brengen.