208 2waren der personeele lasten van de bevolking. De weerzin in Nederland tot militaire krachtsinspanning doet de niet-militairen meer aanhangers zijn van versterkte plaatsen en inundatiën de hulpmiddelen bij eene de fensie dan vertrouwen stellen in goed georganiseerde, actieve strijd krachten, de hoofdelementen. Voorzeker moet een ieder, die in een vrij en gelukkig land temidden van vrede en welvaart wil leven, de lasten helpen dragen, aan het behoud dezer voordeelen verbonden, en niet rechten willen uitvinden zonder toe te stemmen, dat er plichten zijn te vervullen. Doch wat zien wij in do geschiedenis onzer Grondwet? Heette het in de staatsregeling van 1798, dat ieder Bataafsch burger verplicht is de wapenen te dragen tot verdediging der vrijheid en onafhankelijkheid des -Bataafschen volks, in de staatsregeling van 1801 wordt slechts van „aanmoediging door alle gepaste middelen en wegen" gesproken; terwijl de daarop volgende con- stitutiën geheel van de wapendienst zwegen. Om de krijgsdienst in gang te doen vinden, sprak men in de grondwet van 1814 van „over eenkomstig 's lands oude gewoonte en het grondbeginsel bij de Unie van TJtrecht aangenomen", en verwees men in de grondwet van 1815 (art. 203) bovendien naar „den geest van de Pacificatie van Gent". Die uitdruk king kwam nog voor in art. 201 der grondwet van 1840, doch werd in 1844 door de Commissie van negen leden weggelaten, en zoo ook over genomen in art. 177 onzer (tegenwoordige) grondwet van 1848. Maar ook alleen tot handhaving der onafhankelijkheid van den staat en tot bevei liging van zijn grondgebied werd het dragen der wapenen noodig ge oordeeld, omdat de groote en zware offers, welke daartoe van de kleine natie gevergd werden, alleen voor de rechtstreeksche verdediging van het vaderland zouden aangewend worden. Met die geschiedenis voor oogen, behoeft men niet te twijfelen, dat het Nederlandsche volk geene militaire natie is. Mag dus op den steun van de Staten-Generaal gerekend worden om sterkere en meer lichtingen onder de wapens te brengen zonder herziening der grondwet, na daarop het volk te hebben voorbereid? Er zijn Nederlandsche militaire specialiteiten, die de mogelijkheid aan nemen, dat Nederland bij een oorlog tusschen twee groote mogendheden gedwongen zou kunnen worden, partij te kiezen, als de door Nederland verklaarde onzijdigheid niet werd erkend. Een gedeelte van het leger Zie daarover o. a. de zienswijze van Mr. J. R. Thorbecke in zijne „Aanteeke- ningen op de grondwet van 1840".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 217