217
die voor liet leger van algemeen belang zijn en tot eene gewensclite op
lossing moeten worden gebrachtzal liet leger zijne taakhandhaving
van ons gezag tegenover Inlandsche volksstammen en verdediging onzer
schoone bezittingen tegenover een Euoropeeschen vijand, op don duur met
eere kunnen volvoeren.
In de eerste plaats komt daarvoor in aanmerking de vraag, in hoeverre
de sterkte van het leger volgens formatie in overeenstemming is met de
taak, die het heeft te vervullen.
In 1853 werd, op grond van de voorstellen van den Generaal Von
Gagern, de formatie van het Ned.-lnd. leger vastgesteld in overeenstem
ming met het plan van verdediging, dat door dien Generaal was ontworpen
cn door het Opperbestuur in hoofdzaak was goedgekeurd. Belangrijke
punten waren en bleven echter in overwegingzooals de versterking van
Bataviade verplaatsing van den zetel van bestuur naar de binnenlanden,
de versterking van de straat van Madoera en de bevestiging van Tjilatjap;
en het spreekt van zelf, dat dientengevolge niet alleen de formatie van
het leger niet naar eisch kon worden bepaald, maar dat de grond werd
gelegd tot het nooit uitwerken van een verdedigingsplan, dat, wat de
hoofdpunten aangaat, nog zooveel onzekers bevatte.
Niettegenstaande geene beslissing werd genomen, voorzoover die hoofd
punten betreft, werd toch een formatiecijfer voor het leger vastgesteld, dat
men voldoende rekende tot het verdedigen onzer bezittingen tegen een
Europeeschen vijand en tot het offensief optreden tegen de Indische volken.
De sterkte van het leger nu, die toen noodig werd geacht, willen wij
vergelijken met do sterkte, die het leger tegenwoordig heeft, om daaruit de
gevolgtrekkingte makenof ons verdedigingsvermogen tegen een Euro
peeschen vijand en onze offensieve kracht tegen een Inlandschen vijand
sedert zijn afgenomen.
Daartoe volgen hieronder opgaven omtrent de normale formatie van
1853 en de tegenivoordigevan 1 Januari 1880.
Het is die formatie van 1853., welke, blijkens het „Koloniaal Verslag"
voor 1879, eerlang gewijzigd zal worden, en waartoe reeds de noodige
bouwstoffen bij het Ministerie van Koloniën werden verzameld. Daar
echter een algemeen plan van verdediging tegen een buitenlandschen
vijand, zoo als de Heer De Waal zelf zegt, niet bestaat, zal de eerlang
vast te stellen nieuive legerformatieeven als de bestaande, d. i. die van
1853, slechts als eene voorloopige of tijdelijke moeten worden beschouwd.
De critiek daarop kan dus niet vruchteloos zijn, zoo lang het verdedi
gingsplan nog niet is vastgesteld.