227 5455 10080 581 1677 1634 1440 173 17793 3247 21040 Worden alle troepen uit Oost- en West-Java naar Midden-ava a angë" trokken, dan zijn daar 5285 2077 2577 of 9939 man vereenigd, terwijl dat getal 8700 man bedraagt, wanneer twee bataljons en 2 sectiën Artillerie te Soerdbaja en Batavia achterblijven. Wanneer echter de vijand, bij eene voorafgaande mislukte poging tot bemachtiging van Tjilatjaj) van de landzijde, enkele belangrijke en op eenigen afstand van elkander gelegen spoorwegovergangen in Zuid-Banjoemds vernield heeft, en tevens geen spoorweg wordt aangelegd van Magelaug naar de Noordzijde van Kadoe dan zal het nog de vraag zijn, of het mogelijk is, de troepen uit West- Java tijdig voor het hoofdtreffen aan te trekken, wijl de order daartoe niet gegeven kan worden, vóór dat men door verkenningen en spionnen de zekerheid heeft, dat's vijands hoofdmacht van Samarang naar het binnen land oprukt. Maar zelfs al gelukt het, 9000 man is eene te geringe macht, om eenige zekerheid te hebben, dat wij de zege zullen behalen. Eene versterking van het veldleger met een zestal bataljons Infanterie, 3500 man, en eene batterij Artillerie achten wij dan ook noodigen dit te meerdaar ook de taakdie het Indische leger tegenover den Inland- schen vijand te vervullen heeft, dringend eischt, dat het offensief vermogen van dat leger wordt verhoogd. De offensieve kracht van het Ned.-Ind. leger tegenover Inlandsche vijanden wordt bepaald door de sterkte der op Java en Sumatra's-Westkust aanwezige troepen. Trekken wij toch van die troepen af het aantal man schappen dat noodig is tot het bewaren der rust ter plaatse, dan verkrijgen wij de troepenmacht, die beschikbaar is voor offensief optreden in de an dere bezittingen. Volgens de formatie van 1853 waren beschikbaar: Infanterie. Garnizoens-troepen Veldtroepen Cavalerie Artillerie op Sumatra's- Westkust Op 1 Januari 1880 daarentegen:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 236