228 op Java op Sumatra- s- Westkust Öarnizoens-tróepen 1037 782 Infanterie. Veldtróepen8435 1689 I Depöttroepen2770 620 Cavalerie 1075 Artillerie 1807 170 15124 3261 18385. Hierbij moet dan nog in het oog worden gehouden, dat van de 2770 man depóttroepen op Java 560, en van de 620 man depöttroepen ter Sumatra1 s-Westlcust 280 slechts tijdelijk toegestaan zijn. Maar die tijdelijk toegestane troepen zelfs medegerekend, zien wij toch, dat het aantal man schappen, dat tegenwoordig voor offensief optreden beschikbaar is, 2655 man minder bedraagt dan in 1853 vastgesteld werd; èen cijfer, dat zeer hoog te achten is met het oog op het betrekkelijk niet groot aantal troepen, dat van Java en Sumatra1 s-Westleust voor offensieve bewegingen kan gemist worden. Gaan wij nu na, dat sedert 1853, zooals ook de Heer De Waal ons op blz. 213, IIe stuk van zijn werk mededeelt, met het stelsel van ont houding op de buitenbezittingen gebroken is, en dientengevolge de taak van het leger steeds meer en meer omvang verkrijgt; letten wij er op, dat in de laatste jaren de garnizoenstroepen der buitenbezittingen, op grond van de verbeterde communicatie met Javawerden teruggebracht tot een minimum, dat alleen berekend is op zeer gewone omstandigheden, en zien wij dan, dat de troepen, die de offensieve kracht van het leger bepalen, niet alleen niet in verhouding tot die grootere taak zijn uitge breid, maar dat zij zelfs heneden het cijfer bleven, dat bij de formatie van 1853 daarvoor werd vastgestelddan komen wij tot de overtuiging, dat eene reductie van het wapen der Cavalerie, waardoor de sterkte der garnizoenstroepen op Javaen dus de offensieve kracht van het leger zou verminderen, ten strengste moet worden ontraden, en daarenboven het dringend noodig is, ook met het oog op onze Inlandsche vijanden, het leger te versterken. Voor de 2e expeditie tegen Atjeh werd het Ned.-Ind. leger uitgebreid met 6 bataljons Infanterie, bataljons, die later weer in gesmolten zijn. De geschiedenis is dus daar, om te bewijzen, dat ons betoog waarheid bevat; en het feit, dat en de Generaal Van Swieten en de Generaal Kroesen voorstellen hebben gedaan tot versterking van het leger, wijst er op, dat de mannen, wier plicht liet is, er voor te waken,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 237