14 ken troep soldaten van beroep bijeen te hebben en daarbij te die nen; maar mogen daaraan de Indische geldmiddelen dienstbaar ge maakt, d. w. z. Indië onthouden worden? De legers in beide landen verschillen in den aard, in de reden van bestaan, zoo kolossaal veel van elkander, dat elk plan van sa mensmelting, van vereeniging moet afspringen op de onmogelijkheid, die bij de uitvoering zal blijken. Als eene Nederlandsch-Indische brigade in Nederland aanwezig is met de enkelvoudige bestemming om op een gegeven tijdstip naar Indt te gaan, dan dient ook de Indische begrooting er mede bezwaard te worden, hoe lang het ver trek dier brigade ook uitgesteld moge worden. Eene reserve voor het leger in Nederland is echter eene zaak van gansch andereu aard en andere consequentie nhare bestemming kan onmogelijk samengaan met die voor Indië. M il eene zaak goed zijn aangevat, dan dient slechts een goed afgebakend en om schreven doel in het vooruitzicht gesteld en- daaraan geene neven bedoelingen vastgeknoopt te worden, waarvan de verwezenlijking scha de doet aan het oorspronkelijk plan. Mochten onze hieronder nader te ontwikkelen voorstellen echter ingang kunnen vinden, dan zal de zoo dikwijls besproken brigade wel spoedig hare actualiteit ver liezen en van de begrooting verdwijnen. Onze Indische Infanterie, het hoofdwapen van het leger, telt on geveer 10 a 11.000 Europeanen. De voltallighouding van dat cijfer eischt jaarlijks in gewone tijden 1800 man suppletie. Oogenschijn- lijk hebben die cijfers eene gunstige verhoudingwant, aannemende, dat allen voor zes jaren hebben geteekend, moet dus per jaar een zesde gedeelte uitvallen. Maar nu is bekend, dat het aantal reën- gagementen der Europeanen in Indië gewoonlijk per jaar 750 bedraagt, dus bijna de helft van de suppletie. Hoe klopt nu die rekening? Het antwoord op die vraag is zeer eenvoudig, die ge- reëngageerden treden in de plaats van het cijfer der verliezen aan dooden, afgekeurden, gevonnisden, gedeserteerden, weggejaagden enz. enz. Berekent men nu de kosten aan hand- en aanbrenggelden, kleeding en uitrusting, gelden voor den overvoer naar Indie, enz. en vermenigvuldigt men dat bedrag met 750 en vermindert men het met het gewone, gemiddelde, jaarlijksche sterftecijfer, dan verkrijgt

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 23