235 de expeditie gebruikt werd, tot 55000 steeg. Gaan wij nu na, dat de afstand van Samarang tot Magelang slechts 48| paal bedraagt, en voor den aanvoer over dien, in vergelijk tot 379 Engelsche mijlen, korten afstand, geen aanzienlijk transportmaterieel vereischt wordt, dan geloo- ven wij daaruit te mogen besluiten, dat als Engeland in 1868 eene over- zeesche expeditie kon ondernemen met een leger, dat 12600 man en 2462 paarden sterk en vau een transportmaterieel en personeel voor eene opera- tielijn van 379 Engelsche mijlen voorzien was, op den huidigen oo- genblik eene expeditie met een leger van 25000 tegen Java niet tot de onwaarschijnlijkheden kan behooren. In hoeverre zijn wij nu echter op den aanval van een vijand voor bereid? Op blz. 216, 82 en 83, II0 stuk, deelt de Heer De Waal ons mede en brengt hij ons in herinnering, dat sedert tal van jaren de kwestie van het al of niet in tijd van vrede verplaatsen van den zetel van bestuur onopgelost bleef; dat in 1871 de verplaatsing, door den Generaal Kroe- sen weer voorgesteld, door alle militaire autoriteiten noodig werd geacht; doch de Minister, die vermoedde, dat de kosten te groot zouden zijn op grond van den toenmaligen politieleen toestand, en van hetgeen toen tot eene militaire expeditie gevorderd werd, de verplaatsing ten eenen- male verwerpelijk achtte. Verder brengt de schrijver ons in herinnering, dat de Minister het volgende jaar aan de Kamer mededeelde, dat zijne aan dacht gevallen was op een stuk uit Indië waarin met kracht werd opgekomen tegen het denkbeeld, dat die verplaatsing zulke groote on kosten na zich zou sleepeu, en dientengevolge aan den Gouverneur- Generaal geschreven was, om de zaak nogmaals te overwegen. „Verder werd van de zaak niets vernomen," zegt de Heer De Waal, die op blz. 216 als zijn gevoelen uit, dat zoolang over het al of niet verlaten van Batavia als zetol van bestuur niet beslist is, wel afzonderlijke punten, maar geen samenhangend plan vastgesteld kan worden. Wij gaan verder en beweren, dat zoolang de basis, waarop alles berust, niet vastgelegd is, geen der afzonderlijke f anten naar eisch kan worden behandeld. Zou men anders ooit Malang tot plaats uitgekozen hebben voor een troepenkampement, dat op de noordelijke helling van de Wilis 1 Java-jya&\=1,506 kilometer. Een opstel in dit tijdschrift, toen onder redactie van den Kapitein der Genie Kielstra. (Zie: „De noodzakelijkheid der verplaatsing- van den bestuurszeteljaargang 1872) De Heer De Waal was toen geen Minister van Koloniën meer. Redactie,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 244