248
tijden gemaakt zijn omtrent de moleculaire beweging van gassen,
zijn ook nog te onbepaald om eene mathematische oplossing te geven
aan het vraagstuk.
Newton stelde het effect van den luchtweêrstand voor als eene
kracht, in tegengestelden zin van de beweging van het lichaam, ont
staande uit de voortdurende reeks schokken van het voortbewogen
lichaam tegen de omgevende luchtdeeltjes. Die luchtdeeltjes ver
dwijnen, na geschokt te zijn geworden, met eene snelheid, overeen
komende met de verkregen kleine hoeveelheid van beweging. Uit
deze beschouwing besloot Newtondat, afgezien van de rotatie van
het lichaam, en speciaal een massieven bol als het te bewegen lichaam
nemende, de weerstand van de lucht gelijk is aan het gewicht van
een luchtcilinder, welke tot basis heeft den grooten cirkel van den
bol en tot hoogte de valhoogte, die bij de initiale snelheid behoort.
Uit zijne proeven omtrent den val van lichamen in de lucht zag hij
zich verplicht, bovengenoemden theoretischen weêrstand tot op de
helft te verminderen. Uit diezelfde proeven echter leidde Borda af,
dat die op J- van de theoretisch berekende waarde diende verminderd
te worden. Dezelfde theoretische beschouwingen omtrent den weêr
stand worden tegenwoordig nog gevolgd om den weêrstand van de
lucht tegen lichamen, die zich daarin bewegen, te bepalen. In de
„Introduction a la mécanique industrielle, physique ou expérimentale"
van J. V. Poncelet1839, pag. 522697, vindt men wetenswaardige
beschouwingen omtrent den weerstand van de lucht, verklaringen van
vele feiten, die men waarneemt bij de beweging van projectielen in
de lucht, o. a. omtrent de vorming van die donkere massa lucht aan
het achtereinde van het projectielwaarvan de lengte soms 2 a 3
maal den diameter van het projectiel bedraagt, door Fransche schrij
vers proue of poupe fluicle genoemd.
Paul de St. Robert heeft in zijne „Etudes sur la trajectoire que
décrivent les projectiles oblongues," 1860, den weg gewezen, hoe die
weeistand theoretisch bepaald wordt, indien de te bewegen lichamen
omwentelingslichamen zijn.
Op de volgende wijze komt men tot de uitdrukking van den we
derstand tegen een vlak met eindige afmetingen. Zij P het gewicht
van het vlakS zijne oppervlakte en v de snelheidwaarmede het