278
borstel voor goed en schoenen) eene smeerdooseene sarongom,
wanneer het goed van den ruiter nat is, gelegenheid te hebben,
dit te laten drogen; een naaizakje met els; twee lamslederen zakjes
met patronen. Is de achterlaadkarabijn ingevoerd, dan kan men
de patronen ook in den broekzak bergen.
De tuuique, boezeroen, enz. (al het hierboven niet genoemde) acht
ik onnoodig om mede te voeren. Bij ondervinding is gebleken, dat
bij regenachtig weer het goed in den poetszak even goed nat wordt
als het overige. Wil men absoluut beide voorwerpen medenemen,
laat men ze dan in den mantel oprollen. Gaba voere men niet
mede; men requireere dit, waar het te krijgen is. De mondzak
zal, zooals die nu bevestigd isbinnen weinige dagen versleten zijn,
en men zal de gaba verliezen; terwijl bij. nat weder de gaba, in
den mondzak medegevoerd, vrij wel onsmakelijk zal zijn. Liever
plaatse men den ledigen mondzak boven op de voorwerpen in den
linker poetszak, die daardoor beter tegen nat beveiligd zijn. Zel
den zal men in oorlogstijd gaba kunnen krijgen, maar meestal zal
men zich met padi moeten tevreden stellen. Wil men nu eenig voe
der mede nemenwelnu dan biude men dit aan den ring vóór op den
zadelbok en laat de padi rechts en links afhangen. Het medegenomen
voeder geeft men dan aan de paarden in de eerste rust. Bij zware
marschen handelde ik op deze wijze, die zeer goed voldeed.
In den rechter poetszak bergt men de vivres van den ruiter.
Deze bedekt men met een handdoek. De veldflesch doet men ook
daarin. Hierdoor zal zij minder kans van breken hebben, en de in
houd zal door minder schudden niet zoo spoedig bederven, als nu
het geval is. Ook behoudt leder de vivres en dranken langer goed.
De ruiter heeft een lastig voorwerp minder om 't lijf en zal bij
alarm steeds zijne vivres bij zich hebben.
In Atieh liet men meermalen de manschappen ook geen mantel
medenemen, doch werd deze gebracht door de dwangarbeiders. In
de manteljas bevonden zich alsdan de tunique, de boezeroen en de
ijzeren piketpaal. Onder den mantel was de ketel vastgehecht.
De poetszakken zouden aisnu verkleind kunnen worden, zoodat
dus 't gewicht weder verminderd wordt.
Den ketel mede te voeren, acht ik onnoodig, als de vivres in den