283 IY. De sabelkoppel. Dezen zou ik bij afschaffing van de patroontascli onder de jas geplaatst willen hebben. Boven de jas is de koppel oorzaak, dat de jas spoedig slijt; dat de ruiter bij het doen van een sabelhouw naar de rechter of linker zijde belemmerd wordt, daar de jas of tunique niet mede geeft, en dat bij het flink uitstrekken van den rechter armal spoedig de tunique scheurt onder den rechter arm hetgeen zich op 't exercitie terrein zeer dikwijls voordoet. Dat men den koppel minder vlug zou kunnen afdoen, in geval men ergens aan bleef haken, betwijfel ik; bovendien is het haken met de sabel aan een of ander voorwerp uiterst zeldzaam geworden, nu de lange sleepriem is vervallen. Y. De stoot N° 1. Ik zou wenschen, dat voorgeschreven werddat deze stoot steeds zooveel mogelijk naar rechts geschoven moet zijn, als men den koppel omgedaan heeft. Gebeurt dit niet, dan draait het gevest te veel naar achteren, ziet men herhaaldelijk de ruiters te vergeefs naar het gevest grijpen om de sabel te trekken, en slaat het gevest voortdu rend tegen de linker helft van den achterboom van het zadel. Dit gedeelte wordt hierdoor defect. Men zal bij den troep tal van zadels vinden, waarvan de achterboom aan de linkerzijde zéér beschadigd is. YI. De tunique. Op den linker schouder zit een knoopom den passant van de tunique, van den bandelier en de schouderbedekkingen vast te hechten. Dit nu is onmogelijk, zoodat altijd of de knoop er afscheurt of de schouderbedekkingen losspringen. Men vervange dus dezen knoop door een kneveltje, dat volkomen aan het doel zal beantwoorden. YII. De sabel. De sabel is naar mijn inzien veel te zwaar; wel is het onlangs ingevoerde model reeds lichter dan het vroegere, doch vooral voor

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 292