20
de positie der officieren te Teranderen, die, even als nu, hetzij in Enge
land, hetzij in Indië of de koloniën, zouden kunnen dienen.
Ik kan hier aanteekenen, dat met 60.000 Engelsche soldaten in Indië,
die zich yoor zes of zeven jaar verbonden hebben, het getal verwisselin
gen en aflossingen geene grootere kosten zou veroorzaken dan nu het ge
val is; en ongetwijfeld zouden de in Indië dienende troepen bij contract
voor een veel lager bedrag dan thans heên en terug gezonden kunnen worden.
Wanneer een Engelschman dergelijke getuigenis aflegt, dan mogen
wij daarmede wel ons voordeel doen. Wij zien er al weer uit, dat
menige zaak, die slechts van hooren zeggen bekend is, soms zeer
lichtvaardig als uitmuntend wordt aangeprezen door het groote publiek,
dat slechts napraat zonder onderzoek te doen.
De versterking van het Neclerlandsch-Indische leger door Neder-
landsche vrijwilligers kan slechts gelukken door het aannemen van een
stelsel, in harmonie met den geest des tijds.
Yoor hem, die een open oog heeft voor den gang der gebeurte
nissen in onzen tijd, zal het niet onbekend zijn, dat in het be-
Zie: „The British army in 1875, with suggestions of its administration and or
ganisation, by John Holms, M. P. Hew edition with additions." London, Longmans
Green, and Co. 1876. V. S. t. B.
In de vergadering van 16 Maart 1880 van het Indisch genootschap te 's Graven-
hage werd de kwestie besproken van het zenden der militie naar de koloniën. Ge
neraal Van Swietendie zich toen als een tegenstander der Indische brigade deed
kennen, merkte terecht op, dat alleen infanterie de marine naar de Fransche holonien
werd gezonden, met uitzondering van Algeriëdat, in drie departementen verdeeld,
als onderdeel van Frankrijk [ook wat betreft de indeeling der legercorpsen] wordt be
schouwd. "Wat had nu de opmerking van Generaal Booms te beteek enendat
Fransche troepen naar Syrië, Cochin-China en Mexico zijn gezonden Ze zijn ook naar
de KrimChina en Rome gezonden en als Nederland in oorlog komt met Venezuelamoe
ten ook Nederlandsohe troepen, zoo noodig, Guzman Blanco tot rede brengen; mili
ciens, als er geene vrijwilligers genoeg zijn. Generaal Weitzel deelt ons in zijne laatste
brochure: „De beteekenis en de geschiedenis onzer grondwettige voorschriften aangaande
de landsverdediging zoo wel met betrekking tot Nederland als tot zijne overzeesche
bezittingen" mede, dat de afscheiding der Nederlandsche en Indische legers op geen
grondwettelijken bodem rust. Wij zouden zeggen, dat indien de Grondwet twee legers
van elkander afscheidt: een vrij williger leger, dat nu nog alleen in Indiëen een militieleger
dat thans alleen in Nederland bestaat, die afscheiding wel te verdedigen is. Of is het
ongrondwettigdat het Indische leger niet onder den Minister van Oorlog staat? Daar
omtrent bepaalt de Grondwet niets.
Redactie.