*- 292
zijn over de schikking, die omtrent de opvolging vroeger was geno
men; en zeker is het, dat hij heimelijk de partij van zijn schoon
vader, Pangeran Blitar, niet ongezind is geweest.
Danoe Redjo wist door zijne kuiperijen te bewerken, dat de Pan
geran Mangkoe Negoro later naar Ceilon werd verbannen, onder
het voorwendsel, dat hij met eene van des Soesoehoenans bijwijven
in verstandhouding leefde.
Wel verre, dat de oneenigheden door deze verwijdering zouden
uitgedoofd wezen, smeulden zij gedurig, om door kortstondige uit
barstingen het rijk in vuur en vlam te zetten. Hiervan waren de
voornaamste bewerkers des vorsten broeders, de Pangerans Mang
koe Boemi, Ario Mataram Boemi Noto en Si?igosari, zijnde de bo
vengenoemde rebellen, Pangerans Poerbojo en Blitar in dien tus-
schen tijd overleden.
Zoodanig was de innerlijke toestand van Java. Onophoudelijke
vijandschap tusschen broeders en verwanten, hoofden en onderdanen,
teisterden het land door onafgebroken onlusten, welke meestal iu
bijzonderen haat, in aangematigd of vermeend en misschien gegrond
recht en anderdeels uit loutere partijdigheid en blinde onderwer
ping hun oorsprong haddentoen de werkzame en nijvere Chi-
neezendie in grooteu getale op Java waren toegelaten en een aan
zienlijk gedeelte der bevolking uitmaakten, zich machtig genoeg
achtten om dit heerlijk en vruchtbaar eiland zeiven in bezit te ne
men en te bestieren.
De omstandigheden, welke de uitbarsting en den voortgang van
den opstand der Cliineezen hebben vergezeld, zijn al te wel be
kend dan dat het noodig zoude zijn, deswege breed uit te wij
den; alleen zij hier kortelijk aangehaald, dat, hun aanslag op onze
hoofdstad Batavia mislukt zijnde, zij zich allengskens genoodzaakt
zagen, naar Oost-Java de wijk te nemen.
Op dezen afcocht al meer en meer bijval vindende bij hunne
landgenooten, welke rustig Java 's kusten en handelsplaatsen be
woonden, werd de Compagnie door deze geduchte macht hoe langer
Raadpleeg het „Tijdschrift voor Ned.-Indië" en ook Da Bois„La vie des
Gouverneurs-Généraux, etc".