294 Nadat de afvalligheid van den Soesoehoenan openbaar was ge worden, behaalden de oproerige Clüneezendie geen tegenstand bij den Inlander ondervonden, vele voordeelen op de Compag nie en brachten de meeste hoofdplaatsen aan de stranden in een zeer benarden toestand. Eindelijk echter, en vooral sedert dat de Heeren Verijssel en Theeling als Commissarissen naar den Oost hoek waren gezonden, gelukte het der Compagnie, de overhand over hare talrijke vijanden te verkrijgen en hen eenigszins in bedwang te houden. Zoodra de macht der Compagnie gevoeld werd, kwam de Soesoe hoenan tot inkeer en verliet hij de partij der Chineezenmet ver zoek, door de Compagnie weder in vriendschap aangenomen, en haar bondgenoot te mogen worden, voorgevende, door de hofgrooten misleid te zijn, hetwelk echter niet als eene genoegzame beweegre den tot zijne ontrouw kan worden aangenomen. Moeilijk is het, te bepalen, welke de voornaamste drijfveer tot dezen ommekeer kan geweest zijn; het waarschijnlijkste is, dat de vorst zich had voorgesteld, de Compagnie te verdrijven, de Chineezen ondei zijn beheer te brengen en zoodoende meester van Java te wordendoch dat hij, inziende, tegen deze natie, welke in een zeer gioot getal op Java aanwezig was en den Javaan in energie en activiteit zoo verre overtreft, niet bestand te zijn, van zijn aanslag heeft afgezien, en van twee overheerschers de machtigste partij, namelijk die der Compagnie, koos, waartoe de door ons behaalde voordeelen gewis veel hebben kunnen bijdragen. De vrees voor de straf, die de Compagnie, in geval van overwinning, den vorst zoude hebben doen ondergaan, zoo wel als de beduchtheid, dat de Chinee zen, wanneer hunne partij mocht bovendrijven, alsmede eenige mis noegde Javanen hein aanmerkelijk zouden verkleinen of trachten van den troon te stooten, kan voorzeker ook den vorst hebben doen besluiten om zich met de Compagnie te hereenigen. Gelijk in zoo danige omstandigheden de despotieke macht des Soesoehoenans steeds zijne verkeerde handelingen weet te verbloemen en te verontschul digen door het een of ander slachtoffer aan zijn behoud op te offe ren, zoo ook beschuldigde de Soesoehoenan nu den rijksbestierder Noto Koesoemozijne bevelen verkeerdelijk te hebben uitgelegd en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 303