299 hij dit aan de Compagniedie deze landen plechtig van den Soesoe- hoenan had overgenomen. Het geschut, dat men hem ter beoorlo ging van den vijand geleend, doch, zoo hij voorgafgeschonken had) alsmede dat, hetwelk hij bij zijne overrompeling van Kartasoera ver overd had, eigende hij zich toe. Zoo men hem de gemelde lande rijen onder den titel van Panembahandien zijn vader had gevoerd, had laten behouden, zijn zoon Sosro Diningrat tot Regent van Soe- rabaja had benoemdwaarop hij zeer stondhem voorts de tollen van GresikToeban en Sidajoegelijk hij verlangde, had afgestaan, dan zoude de uitbarsting van den oorlog voorgekomen zijn; doch dit kon buiten merkelijk nadeel van de Compagnie niet geschieden. Hit alles geen gevolg hebbende, besloot hij de Compagnie daartoe door kracht van wapenen te noodzaken, en stelde zich vooraf hei melijk in staat van tegenweer. Uit zijne groote krijgstoerustingen kon men wel opmakenwat zijn voornemen waseene menigte Overwallers, voornamelijk van Bali, nam hij in dienst, en liet hen gedeeltelijk naar Gresik en andere plaatsen van Java oversteken; de Compagnies-pachters der tollen van Gresik Sidajoe en Toeban werden onophoudelijk door het volk van Madoera geplaagd en hun allerlei overlast aangedaan, en eindelijk waren gestadig gepleegd wordende ongeregeldheden de voorboden van hetgeen zoude gebeuren. Herhaalde brieven en gezantschappen en alle toezeggingen van de vriendschap en bescherming der Compagnie konden den prins niet tot inkeer brengen, noch hem doen overgaan, van zijne voornemens af te zien; hij ontving de gezonden Commissarissen koel en ant woordde, dat hij stellig had besloten, zoo lang de Compagnie geene andere blijken van goedgezindheid gaf, zijn volk niet van Djepang te zullen terugroepen, noch stil te zitten, wanneer zijne vijanden in beweging waren; terwijl hij voorgaf, dat de Regenten van Soemanap en Soerabaja hem weldra, ondersteund door de Compagnie, zouden aanvallen. Hij herhaalde zijne gedane eischen en dreigde, aan geene voorstellen gehoor te zullen geven, zoo lang daaraan niet werd vol daan. Voortgaande met zijne oorlogstoebereidselen en het versterken van DjepangSidajoeenz., hitste hij inmiddels de rebellen van ilIa- lang en Pasoeroeanwaarvan hiervoren is gewaagd, tegen ons op en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 308