302
Hiermede was deze vernielende oorlog ten meesten voordeele der
Compagnie afgeloopen, en kwam de Gouverneur-Generaal Van Im-
hoff zelt naar den Oosthoek om zoodanige maatregelen te nemen, als
den vrede konden bestendigen; bij die gelegenheid richtte hij een
kantoor te Gresik op, welke plaats werd geoordeeld, zeer geschikt te
zijn om voordeel in der Compagnies handelsbetrekkingen aan te bren
gen. Alles begon zich nu tot rust te schikken, en deze zoude ook be
vestigd zijn geworden, wanneer het den Soesoehoenan niet aan ver
mogen en achting bij zijne onderdanen had ontbrokenhij werd ech
ter als een rampspoedig vorst aangemerkt, onder wiens regeering het
rijk oneindig in aanzien had verloren en zeer nabij den ondergang
was geweest; uit beginselen van bijgeloof werden de hem overge
komen rampen aan zijn noodlot in eeneongelukkige geboortester
toegeschrevenhij was daarbij van een wispelturigen aard en bezat wei
nig vertrouwen bij zijne Regenten en beambtenhierdoor konden de
nog rebelleerende prinsen hunne zaak met minder moeite staande
houden, en mocht men de vruchten van den vrede met Madoera
nog niet smakenwant hoewel de prinsen het ten minste in die tij
den niet zoo zeer op de Compagnie als wel op den Soesoehoenan
gemunt hadden, en de Compagnie ook nog wel machtig genoeg was,
om hun te beletten, in onze bezittingen veel hinder aan te brengen,
zoo waren echter hunne gedurige strooperijen en verwoestingen van
een allernadeeligsten invloed op den landbouw, zonder welken de
handel van Java altijd moet kwijnen.
De voornaamste dezer rebelleerende prinsen waren Mangkoe Boe-
mi en Mangkoe Neg or ode eerste was, gelijk hiervoren is gezegd,
een zoon van den Soesoehoenan Praboe Hamangkoerat en een broe
der van Pakoe Boewono II; hij had dezen Soesoehoenan en het hof
reeds in den Chineeschen oorlog verlaten en zocht bij de onzen
eene schuilplaats en bijstanddoch zoodra de vrede tusschen de
Compagnie en den Soesoehoenan gesloten was, werd hij, op ons ver
zoek, met verscheidene andere prinsen, bij den vorst in genade aan
genomen.
In het laatst van het jaar 1744 verliet hij echter weder het hof
en zwierf in de bovenlanden aan den kant van Groboganniet als
oproerling, doch onder het voorwendsel van door den Soesoehoenan