338 ook bijvoegen, dat, naar ons inzien, de schepen, welke ter handel naai de koloniën zullen varen, zouden kunnen worden opgelegd, om, naar evenredigheid van derzelver charter en tegen bepaalde voorwaarden, een zeker getal recruten over te brengenen men zoude voorts in het alge meen kunnen bepalen, dat aan de gezagvoerders van alle particuliere schepen, die troepen zullen overbrengen, eene zekere premie zal worden toegelegd voor ieder man, dien zij gezond zullen debarkeren. Deze pre mie moet alleen aan de commandanten der schepen en geenszins de reeders of eigenaars worden toegekend, ten einde de eersten aan te moedigen, om gedurende de reis voor die manschappen alle mogelijke zorg te heb ben. Slot volgt.) AANTEEKENINGEN. (1) De Commissie behandelt hier een onderwerp, dat ook tegenwoordig nog onze aandacht alleszins waardig is. Bepalingen omtrent den overvoer van suppletietroe pen naar Indië vindt men in de A. O. No 67 van 1878. Na zestigjarige ondervin ding zal het niet moeilijk zijn, omtrent dien overvoer bepalingen uit te vaardigen, waarop de critiek geen vat kan hebben. Zie hieromtrent: Monitor„De transport schepen voor het Indische leger." Batavia, 1878. (2) Yoor den zeeroof in Ned.-Indië raadplege men het uitmuntende overzicht, gele verd door den Heer E. De Waal in deel III zijner „Indische financiën." (3) Naar veler meening is in Indië eene Indische marine noodig, gelijk er een In disch leger noodig is. De zeeofficier, uitsluitend aan de Indische dienst gewijd, is er meer te huis, en, bij voortduring varende in de Indische wateren, moet hij in menig opzicht veel voor hebben op hem, die slechts voor een drietal jaren in Indië komt. Het ware goed geweest, indien men de Koloniale Marinedie bestaan heeft, gezuiverd en verbeterd liadde, in stede van haar te vernietigen. De kundige en niets minder practische dan met een helder zienden blik begaafde mannen, die in 1817 den grond hebben gelegd voor de oprichting van eene Koloni ale Marinewisten, dat, afgescheiden van eene Koninklijke Nederlandsche scheepsmacht, in de eerste plaats te gebruiken voor diplomatieke zendingen en eene defensie tegen een Europeeschen vijand, in Indië altijd moet zijn eene vrij talrijke scheepsmacht, noodig om de orde en politie in onze zeëen aldaar te handhaven; noodig om, door eene vlijtige bekruising, onze plaatselijke en liijdrographische kennis te vermeerderen; noodig voor de bescherming van den Inlandschen handel en de scheepvaart; noodig voor de beteugeling van den later chronisch geworden zeeroof. Yan die scheeps macht moest worden gevorderd actieve bekruising, wakkere politie, opsporing van de zeeschuimers in hunne schuilhoeken, even als de jager den tijger uit de wildernis verdrijft. Zij moest het ontzag voor de Nederlandsche lieer schappij helpen levendig houden, het verband tusschen de verschillende deelen van den Indischen archipel be waren, met Inlandsche vorsten nieuwe betrekkingen aanknoopen en de bestaande be-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 347