27 beschikt worden. Door mij (Luitenant-Kolonel Godinmoest, na overleg met de beide andere colonnecommandanten, de samenstelling en indeeling bepaald worden. Ik kan hier niet onopgemerkt doen blijven de vreemde, oneigenaardige, verhouding, waarin ik tot de andere colonnecommandanten stond. De commandant der lste colonne, gebivakkeerd aan den linker oever der Atjeh-rivierte Anagaloeëng was geheel zelfstandig. Die commandant, destijds de Majoor Jacquier de Lompretwas de jongste colonnecommandant, daar de an deren allen Luitenant-Kolonels waren. De aan den rechter oever der Atjeli-rivier gelegerde troepen stonden dus, alleen wat het algemeen commando betreft, onder mijne bevelen. Aan die zonderlinge ver houding was het b. v. te wijten, dat op den 16den Augustus, instede van ééntwee kapiteins op transport gingen naar Lambaroe, welk transport even buiten het défilé, dat het moest passeerenop eene voor onze troepen zoo noodlottige wijze uit den kampongrand van Gliéng en Lamkrah of Lamteh werd beschoten. In de order van 18 Augustus was ik echter bepaald aangewezen, de samenstelling en indeeling te bepalen van de colonnes, die den volgenden morgen van Anagaloeëng zouden oprukken. Van de zoo genaamde reservecolonne, die onder 't commando stond van den Luitenant-Kolonel Tersteegezouden ook troepen onder diens bevel aan den tocht deelnemen. Ook van de troepen in de Z. O. linie zouden ongeveer 200 man mede ageeren. De colonnes der troepen van Montasik en Anagaloeëng moesten tegen half vijf uur 's morgens uit laatstgenoemde plaats oprukkende kleinste in zuidelijke richting naar de zijde van Longi [en niet naar Longi, zoo als toch door die colonne is geschied, zonder daartoe bevelen te hebben ontvangen]; de andere colonne, uit Anagaloeëng onder mijne directe bevelen, moest in zuid-westelijke richting door kampong Gliëng of Kliëng binnen den kampong Lamkrah rukken. Daar ik reeds den 5den Augustus grootendeels den aangegeven weg had afgelegd, wist ik natuurlijk zeer nauwkeurig, welken weg ik te volgen had. Lamkrah moest zoo volkomen mogelijk vernield worden. Verder moesten de colonnes uit Anagaloeëng en van Lambaroe onderling aanraking zoeken en zoodra twee of meer colonnes in aanraking

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 36