361 tegenwoordige stelsel tot aanvulling van het officierscorps wordt gevolgd. Dat stelsel toch verdient ten eenenmale afkeuringdaar het als beginsel huldigt, dat de aanvulling bijna uitsluitend uit Nederland moet geschie den. Dientengevolge is de zorg daarvoor overgelaten aan den Minister van Oorlog, die slechts verantwoordelijk is voor het Ncderlandsclie leger en dus in de behoefte van het Indische leger alleen voorzietwanneer dat gevraagd wordt, en voor zooverre de belangen van het Nederlandsch officierscorps daaronder niet lijden. Daardoor is de grondtoon, die bij de opleiding tot officier voorheerschteerst voor Nederlanddan voor Indië, en wordt bij het stelsel, dat in gewone tijden reeds zeer onvol doende resultaten oplevertvolstrekt geene rekening gehouden met het verlies aan officieren in buitengewone omstandigheden. Het groote incompleetdat in de laatste jaren dan ook bij de officiers corpsen van alle wapens ontstond is daarvan een gevolgen de middelen, die men moest aanwendenom in dat incompleet te voorzien, hebben er niet toe geleidom het gehalte van het officierscorps te verbeteren. Zonderling mag het daarbij heetendat men, in het bijzonder voor het wapen der Infanterieer geen groot bezwaar in zagom den weg, die, buiten de Militaire Academie om, gelegenheid gaf om den officiersrang te verkrijgen, zoo gemakkelijk en ruim mogelijk te maken. De meeste aanvoerders van expeditiën zijn toch infanterieofficierenterwijl, met uitsluiting van alle andere officierendie der Infanterie steeds op treden als aanvoerders der zelfstandige colonnes op het oorlogsterrein. In eiken strijd zijn zij het, die het gevecht leiden, en van wier meer of minder goede maatregelen het hoofdzakelijk afhangt of het beoogde resultaat wordt bereikt. De zorgen voor eene goede aanvulling moet zich dan ook in de eerste plaats tot het corps infanterieofficieren uitstrekken. Is echter eene betere aanvulling van het officierscorps mogelijk? Wij gelooven, dat dit wel het geval is. Maar dan houde men niet vast aan het stelsel, om uit Nederland bijna uitsluitend in de behoefte aan officieren te voorzienmaar stelle men NederlUndsch-lndië in de gelegenheid, voor een deel het jaarlijksch incompleet aan te vullen. Tal van ingezetenen van Nederlandsch-Indië kunnen onmogelijk de groote kosten betalen, aan eene opleiding in Nederland verbondenen zouden met beide handen de gelegenheid aangrijpen, wanneer hier voor hunne kinderen de mogelijkheid bestondom op eene inrichting voor militair onderwijs eene opleiding tot officier, te ontvangen, zonder dat daaraan een verplicht verblijf in de kazerne verbonden was. lal van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 370