366 „Grondige bekendheid met de bij de infanterie van het leger en van de inlandsche korpsen daarbuiten in Nederlandsch-Indie gebezigde vuur wapenen: zamenstelling, werking en onderhoud; een juist denkbeeld van de theorie der kogelbaan en kennis van de banen der bij het leger gebezigde geweren, bestreken ruimten, trefkans, uitwerking op de voornaamste af standen en van het gebruik van het geweer als vuurwapen". „Bekendheid met de vervaardiging en het onderhoud van buskruid en van de patronen voor de draagbare vuurwapenen". II. Voor de Cavalerie„De kennis der kavallerie- wapenen. Bekendheid met de uitwerking van de bij de Nederlandsch-Indische infanterie gebe zigde vuurwapenen, met die van het veldgeshut in Nederlandsch-Indiê in gebruik, met het bedienen, vernagelen en vervoeren van dat geschut." Vreemd mag het heeten, dat de officierdie dat alles doceeren moet, een artillerie officier moet zijn. Waarom laat men dan aan die op- leidingschool voor Infanterie, Cavalerie en Militaire administratie de forti ficatie niet met het zelfde recht door een (/«wie-officier doceeren? Dat er infanterie-officieren te vinden zijn, die dat beetje artillerie-wetenschap aan infanteristen kunnen doceeren, heeft de ondervinding der laatste jaren bewezen, toen het nijpend gebrek aan artillerie-officieren het legerbestuur noopte, den luitenant der Artillerie, instructeur aan die inrichting, tijde lijk door een infanterie-officier te doen vervangen. Wat moet een officier van een ander leger van dit alles denken? Dat bij het Indische leger de officieren der Infanterie in hunne kennis der artillerie van hun eigen leger laag getaxeerd worden. En dat is zoo zeggen velen onzer; want het gros der infanterie-officieren heeft zijne opleiding in Nederlandhetzij bij de Koninklijke Militaire Academie, hetzij bij de cursussen, ontvangen; en wat men daar van de Indische artillerie leerde en leertis luttelde van de Militaire school te Meester- Cornelis afkomstige officieren weten er, wanneer zij het aldaar uit een dictaat en het boekje van Rink geleerde willen onderhouden en later als postcomm.andant opgetreden zijn, het meest van. Laat ons evenwel erkennen, dat het in den loop der tijden niet aan pogingen ontbroken heeft om de kennis omtrent de artillerie-wetenschap en wapenleer, zoo wel op theoretisch als practisch terrein, voor Indische infanterieofficieren te verlioogen. Het was onder den Generaal Kroesen dat officieren der Infanterie de artillerie-proeven in het kamp van Tji- karang moesten bijwonen. Vroeger is dat ook, zoo wij ons niet vergissen, in het artillerie-kamp van Tjikoenir geschied. Het was ook de Generaal Kroesendie aan de proeven, welke do invoering van het achterlaadge- weer, stelsel De Beaumont, moesten voorafgaan, door eene commissie van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 375