370 De oorlog met Atjeh volgde daarop. Eerst met goede troepen aangevangen, moest men dien weldra met kader en manschappen blijven voeren, die niet aan de eischen voldeden, welke, overeen komstig de hedendaagsche begrippen der militaire wetenschapten aanzien van vorming en oefeninggesteld moeten worden. Geen officier der Infanterie zal daarom met ons van gevoelen verschillenindien wij bewerendat het tegenwoordig gehalte van ons infanterie/racfer om ons ditmaal slechts tot het kader der onderofficieren en korporaals te bepalen beneden het middelmatige is. "Wij zullenbij de beoordeeling van den tegenwoordigen toestand diedaar aan den Atjehsehen oorlog nog geen einde gekomen iszeer bedenkelijkzorgwekkend isniet het voorbeeld van velen volgen dieoorzaak met gevolg verwarrendedien toestand aan dezen oorlog wijten. Die oorlog heeft slechts de voorspelling bewaarheid van hen, die, met den toestand van het Indische leger bekend zijnde, er op gewezenhij tijds er op gewezen hebbenwat er in het leger gebeu ren zoude, indien het een grooten oorlog moest voeren. Groote oorlogen komen voor geen enkel leger dagelijks voor; maar één oor log Frankrijk bewijst het is voldoende om een leger eerst te demoraliseeren en daarna te vernietigenterwijl eene behoorlijke voor bereiding zelfs voor een buitenlandschen oorlogdit leger Duitsch- land leert het voor zijne taak geschikt maakt. Die voorspelling was gebaseerd op hetgeen er toen in het Indische leger ontbrak en thans nog daaraan ontbreektmilitaire instellingen. Yoor hem, die van jongs af aan in dit leger gediend en het geluk gehad heeft, het raderwerk te leeren kennen, dat het leger in be weging moet brengenis het geen geheimwat de genezing zoo moeilijk maakt der gapende wondedie een oorlog van dien omvang als de zevenjarige Atjehsche aan hot gehalte van een legermet eene zoo geheel eigenaardige samenstelling als het Indischeheeft toegebracht. Die samenstelling heeft met hare onderdeelen zoo vele grove fou ten, dat het tijd, hoog tijd wordt, dat de voorgangers in ons leger, nu een zoo vele millioenen verslindende oorlog de financiën van den staat te gronde dreigt, hunue stemmen laten hoorenopdat in Neder land do oogon eindelijk open gaan. Wanneer de Minister van Kolo niën zelf toont, die fouten niet in te kunnen ziendan is het de plicht

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 379