30
Toen ik gedurende de conferentie de order van den Bevel
hebber langzaam en duidelijk had voorgelezen, en de kwestie der
dwangarbeiders was opgelost, gaf ik den Heer Demmeni zeiven de
order in handen, en toen hij mij die terug gaf, vroeg ik hem of
hij nu ook nog iets ter verduidelijking verlangde te weten. Ik
kreeg daarop ten antwoord, dat hij nu volkomen op de hoogte
was van hetgeen hij behoorde te weten. Daarop gingen de per
sonen, die de conferentie hadden bijgewoond, uit elkander. Ik
moet nog bij deze gelegenheid vooral releveeren, dat mij dooi
den Heer Demmeni gedurende de conferentie werd gevraagd„"Wan
neer ik gedurende den opmarsch tegen de eene of andere ben-
ting stuit, moet ik die dan nemen," waarop door mij werd ge
antwoord, dat hij, dan zelfstandig colonnecommandant zijnde, zelf
moest weten, wat hij te doen haden dat ik hem-daartoe geene bevelen
kon geven. Yan ééne zaak heb ik spijt, en dat is, dat al het in
de conferentie besprokene niet letterlijk is opgeschrevenomdat la
ter van de omstandigheid, dat zulks niet is geschied, misbruik is
gemaaktmaar wanneer men bedenkt, dat het in den namiddag was
van den 18den Augustus, toen de bijeenkomst werd "gehouden, en men
den 19den d. a. v. 's morgens om 4j- uur moest afmarcheeren
dan is het voor een ieder licht te begrijpen, dat het opschrijven van
al het besprokene veel te lang de tenuitvoerlegging der ontvangen
bevelen zou opgehouden hebben. Wie had ook kunnen vermoeden,
dat de Heer Demmenitoen hij over zijn tocht naar Longi, die niet
in den smaak was gevallen, door den Bevelhebber werd geïnterpel
leerd, den moed zou gehad hebben, in een geheim officieel stuk, aan
den Bevelhebber de mededeeling te doen, dat ik hem den last zou
gegeven hebben, naar Longi te marcheeren? Ik moet immers ge-
looven, dat de Heer Demmeni dat moet gerapporteerd hebben, daar
mij zulks den 24sten Januari 1879, dus een halfjaar na dato (toen de Heer
Demmeni reeds van Atjeli was overgeplaatst, zoodat ik hem daarvoor niet
meer persoonlijk ter verantwoording kon roepen) door den toenmaligen
Generaal-Majoor Van der Heijden werd medegedeeld. Toen ik mijne be
zwaren daartegen inbracht, werd op mijne verdediging het loodje gelegd.
Ik laat eene zoodanige behandeling van zaken over aan de beoor
deeling van alle weidenkenden; ik behoef haar niet te qualificeeren.