404
in de vuist was aangebodenterwijl men van oordeel wasdat met
Mangkoe Boemi een andere weg moest worden ingeslagendaar die
prins een zachten inborst scheen te hebben, zich voorheen onder de
bescherming der Compagnie had gesteld, naderhand den Soesoehoe-
nan, zijn broeder, was trouw gebleven, tot dat men hem, door aan
hitsing van den Rijksbestierder Pringologo, zijne erflanden en zijn
volk, ten voordeele van dezen, had willen ontnemen, en dat hij zich
toen ten hove niet meer veilig achtende, de hoofdplaats verlaten,
de wapens opgevat en vervolgens een grooten aanhang, waaronder
vele aanzienlijke personen, verkregen had, die hem als wettig vorst
hadden erkend.
Om deze redenen dacht de Regeering, dat door zachte middelen,
en het stellen van eene of andere schikking, Mangkoe Boemi wel
op onze zijde zou te krijgen zijnen hierdoor het voornaamste doel
der Compagnie bereikt zoude worden, namelijk om dezen oorlog,
welke zoo vele schatten wegsleepte, geëindigd te zien.
In deze stemming bevond zich de Regeering, toen de boven be
doelde capitulatie met Mangkoe Boemi bij tractaat van den 15en Fe
bruari 1755 werd getroffen. De tijding daarvan was derhalve hoogst
welkom.
Intusschen had deze prins de pangerans Pakoe Diningrat en
Tjokro Kerti als gijzelaars voor zijne trouw naar Samarang gezon
den en zijne vrouwen en kinderen, onder geleide van een detache
ment Europeesche militairen, naar Patik laten vertrekken.
Mangkoe Negoro bleef steeds voortwoelen en poogde alle bijeen
komsten of onderhandelingen tusschen den Gouverneur eu Mangkoe
Boemi (dien wij voortaan Sultlian zullen noemen) te verhinderentoen
hem dit echter niet mocht gelukkenvolgden er vele onrustige be
wegingen, en werd hij door de vereenigde macht der Compagnie en
van den Sulthan, die nu op zijn schoonzoon ten uiterste vertoornd
was, overal opgezocht en verontrust. De macht fan Mangkoe Negoro
werd geschat, toen nog ongeveer 16000 man te bedragen, en veel
werd nog vereischt om die ten onder te brengen. Ten einde dien
prins zoo mogelijk dood of levend in handen te krijgen, werd op
zijn hoofd eene premie van 1000 rijksdaalders uitgeloofd, en op dat
van ieder ander rebelleerenden prins 500 rijksdaalders.