406 deloosstelling van 20000 rijksdaalders genoot, kon dit evenwel niet tegen zijn verlies opwegen. Thans echter kon alleen het eerste belangnamelijk om den vrede zoo spoedig mogelijk tot stand gebracht te zien, in aanmerking ko men en om dat te bereikenwerden dan ook de grondenwaarop hot recht van den Soesoehoenan steunde, in zóóverre ter zijde gesteld deze vorst heeft ook tot de gemaakte schikking der Compagnie toege treden, hetzij uit vrijen wil en uit overtuiging van den vervallen staat zijns rijks, welke alleen door dezen maatregel kon worden opgebeurd en hersteld, terwijl de rebel anders niet konde worden bevredigd, hetzij dat deze toetreding tegen zijn wil geschied zij en hij zich niet in staat geacht hebbe, zich hier tegen te verzetten of die te beletten. In allen gevalle onderging het rijk van den Soesoehoenan waaraan in de laatste tijden reeds zoo vele zware verliezen en be snoeiingen waren toegebracht, door deze splitsing zijn gevoeligste slag, zoo dat de macht van dien vorst eerst sedert dat tijdstip gezegd kan worden, het meest gefnuikt te zijn. En juist dit komt ook in liet bijzonder in aanmerking als eene gewichtige redenwelke de Compagnie tot zoodanige capitulatie moet hebben doen besluiten; alle landen en districtenwelke tot dusverre onder den Soesoehoenan hadden gestaanwerden alsnu in twee gelijke deelen gesplitstafge meten naar de bevolking en de vruchtbaarheid er van, naar volgens de daarvan door de residenten aan beide hoven in het jaar 1773 opgemaakte lijsten. Eveneens werd de helft van alle in dienst zijnde regentenmantris en mindere beambten aan den nieuwen Sulthan overgegevenen vele der prinsen en verdere vorstelijke naastbestaanden volgden uit eigen wil den Sulthan naar Djokjakarta. De Soesoehoenan verloor derhalve de helft van zijne landen, bevolking en inkomsten.en menigen aanverwantterwijl aan den anderen kant een volkomen evenwicht tegen hem ontstond in een naburigen vorst, die dezelfde grootheid en macht bekleedde. Hoe na beide vorsten ook in bloedverwantschap aan elkander moch ten verbonden zijn, zoo bleven de hoven steeds naijverig op elkander en dewijl door bijvoeging van de hulp der Compagnie aan den eenen of anderen kant, de door ons begunstigde partij altijd zou moeten bovendrijven, zoo mocht men berekenen, dat beide vorsten om strijd

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 415