415 eed van trouw en trok met 500 man, met den Soesoehoenan en den Resident binnen Soerakarta, alwaar hem een verblijf werd aangewe zen. Mangkoe Negoro was evenwel niet over te halen om aan den Sul than een eed van trouw af te leggen, daar de haat tussclien hen te diep geworteld washij betuigde, liever te willen sterven dan met hem in vriendschap te leven; en men kon alleen van dien hal- starrigen prins de belofte verkrijgen, van nimmer tegen den Sulthan en zijne landen, buiten bevel van den Soesoehoenan of de Compagnie, iets te zullen ondernemen. De Sulthan, de gelukkige uitkomst van zaken vernemende, scheen daarmede zeer te vreden, en hoewel hij liever moet gewenscht hebben, dat Mangkoe Negoro tot hem was overgekomen, verheugde het hem echter, zijne verkregen landen in rust en vrede te kunnen regeeren. De Heer Hartingh kwam vervolgens den 12™ Maart 1757 te Sa- la tig a de Soesoehoenan met zijne gemalin en een talrijk gevolg benevens de Pangeran Mangkoe Negoro en zijne vrouwdes Sulthans dochter, kwamen insgelijks aldaar. Deze prins, die nu ruim zestien jaren met zwerven en oorlogen had doorgebrachtwas in den beginne te bedeesd en te onthutst om over zaken te spreken, doch na een verblijf van drie dagen, gedu rende welke hij zeer wellevend en vriendschappelijk werd behandeld, eenig vertrouwen gekregen hebbendewerd het werk van den alge- meenen vrede voltooid, en besloten aan Mangkoe Negoro uit de landen van den Soesoehoenan te geven 4000 tjatjah's of huisgezinnen land, gelegen in de districten NadoewangLarohMcttesik en het Zuideige bergte, en hem op zijn verzoek voorts den eeretitel te schenken van Pangeran Adipabi. Hij was met deze schikkingen zeer te vreden, beloofde te Soera karta te verblijven, op de gewone plechtige dagen ten hove te zullen verschijnen en de bevelen van don vorst te gehoorzamen, waarop hijden eed van trouw aan de Compagnie en den Soesoehoenan gedaan hebbende, eene acte ontving, door de zegels van de Com pagnie en den Soesoehoenan bekrachtigd. Wordt vervolgd.)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 424