426 het leger zoo spoedig mogelijk weder te verlaten, Dit kan echter voornamelijk daardoor geschieden, dat men tracht te werken op het eergevoel van den militair. Dat het Inlandsch gedeelte van ons leger niet kan gemist worden, is te duidelijk, dan dat het noodig zoude zijn, dienaangaande in nadere uitleggingen te treden. In den nieuweren tijd is het, zoover ons bekend is, alleen in 1811 toen de Engelschen de koloniën bemachtigden, gebeurd, dat Javaan- sche soldaten, of beter gezegd Inlandersop Europeesche wijze ge wapend en georganiseerd en door Europeesche officieren aangevoerd, tegen een Europeeschen vijand hebben gestreden. De afloop van dien strijd is algemeen bekend. Het is ook uit de geschiedenis er van bekend, dat de Inlandsche soldaten van het toenmalige Fransch- Hollandsche leger zich, met uitzondering van de Boegineezen, die de Europeanen des vijands onder de oogen durfden te zien, minder goed hebben gehouden. Nu zoude het wel is waar verkeerd zijn, hieruit te willen afleiden, dat de Inlander tegenover een Europeeschen vijand niet bruikbaar zoude zijn; want de nederlaag, die het Fransche leger toen leed, moet voor een groot gedeelte aan andere oorzaken worden toegeschre ven; maar het gebeurde geeft toch ook aanleiding om een blik te werpen op het moreel gehalte van onze Inlandsche militairenwant hetgeen toen gebeurde, zoude zich, alhoewel wij zulks niet willen hopen, wel eens kunnen herhalen, bij inertie en slechte aanvoering. Het kan zijn, dat wij dwalen, maar onze persoonlijke opinie dien aangaande komt op het volgende neder. De Inlander over het algemeen is doordrongen van het denkbeeld, dat de „Compagnie", zooals hij zich uitdrukt, niet alleen oppermach tig is, maar ook onuitputtelijke hulpmiddelen bezit, om die macht voortdurend te toonen. Het is, van zijn standpunt geredeneerd, dan ook licht te begrijpen, dat hij in den loop der jaren tot die overtui ging moest gerakenhet is voor ons vooral gelukkig, dat dergelijke denkbeelden bij de Inlandsche bevolking bestaan. Onze Inlandsche soldaten trekken dan ook met de overtuiging te velde, dat, al mocht de „Compagnie" tijdelijk tegenspoed ondervinden, zij eindelijk toch weder overwinnaar moet wordenwant, zeggen zijhet is immers steeds

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 435