427 zoo geweesten zelfs de machtigste vorsten van den Indischen archipel hebben het hoofd moeten buigen voor de Nederlandsche ivapens. Wij schrijven het dan ook voornamelijk hieraan toe, dat vooral de Javaan- sche soldaat, die voor het grootste gedeelte vertegenwoordigd wordt in het Inlandsch element van het leger, die volgens zijn volkska rakter gewend is, zijne eigene hoofden en vorsten te volgen en blin delings te gehoorzamen, door ons ook, onder het bevel van Europeesche officieren, tot een zeer bruikbaar soldaat wordt gevormd. Dit verschijnsel is des te merkwaardiger, omdat door het overgroot gedeelte van onze onderofficieren en officieren zelfs de moedertaal van den Javacm niet gesproken wordt. De Javaandie eenige jaren in onze gelederen gediend heeft, wordt door verschillende invloeden-ei genlijk een geheel ander mensch; hij legt een groot gedeelte zijner voorouderlijke gewoonten en gebruiken af, met één woordhij wordt „orang kompanie;" wat wij met dit woord willen zeggen, begrijpt ieder, die met ons leger bekend is. Wij zijn er dan ook van overtuigd, dat het in het belang van het leger moet zijn, om er zoo veel moge lijk op te werken, dat onze Inlandsche soldaten zich zoo veel moge lijk Europeesche zeden en gewoonten eigen maken. De Inlandsche soldaat is ook zeer vatbaar voor esprit de corps. Men merkt dit vooral op bij Amboineezenook bij Boegineezen en Madoereezen. Vooral te velde stelt de Inlandsche soldaat er eene eer in, dat zijne compagnie of zijn bataljon een goeden naam heeft in het le ger, en dikwijls heeft zich het geval voorgedaandat officieren hier van gebruik wisten te maken om hunne ondergeschikten aan te spo ren, ferm hun plicht te doen. Het is ook een feit, dat de Inlander nog meer dan de Europeaan gehecht raakt aan zijne officieren dat hij hen voornamelijk in de ure des gevaars als het ware naai de oogen ziet. Tracht men die goede eigenschappen zooveel mogelijk te exploi- teeren en let men er dan ook op, om den Inlander in niets minder te oefe nen of te leeren dan den Europeaandie als soldaat en onderofficier in de gelederen dient, dan mogen we eerst hopen, dat, mocht Nederlandsch-Indie andermaal door een Europeeschen vijand worden aangevallen, het Inlandsch element even goed zijn plicht zal doen als het Europeescli, Als wij uit de krijgsgeschiedenis van Atjeh

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 436