428
nagaan hoe, meer dan eens, Amboineezen en Boegineezen tegenover
den Inlandschen vijand het voorbeeld hebben gegeven aan Europeanen
dan worden wij in die hoop gesterkt. Uitbreiding van het Atnboineesch
clement in het leger zoude ook daarom zeer wenschelijk, eene eliminatie
van het Boegineescli element daarin derhalve niet geraden zijn.
Wil men in dat geval, even als in den Atjehschen oorlog, Amboi
neezen als keurtroepen, Boegineezen als de Fransche turco s laten
optreden, dan behoort goede oefening in vredestijd op den voorgrond
te staan. Eerst als aan dien eisch voldaan is, behoort de vraag
gesteld te worden of men, bij een oorlog met een buitenlandschen
vijand, niet alleen op onze Inlandscliemaar ook op onze Europeesche
militairen kan vertrouwen.
LahatJuni 1880. I-