445
in de bataljonsscholenreglementaire bepalingen; en beschouwingen om
trent de brigadescholen.
Zeer lezenswaardig voor ons, Indische officieren, is hetgeen de schrijver
mededeelt van de hoofdvereischten van een exercitiereglement, de wijze
van oefening der recruten, de opleiding der recruten en de aanvulling
van munitie.
Wij zeggen voorbedachtelijk Indische officieren, omdat dezen veel in
het werk van den Heer Rooseboom zullen vinden, wat zij niet noodig
hebben. Laat ons hopen, dat een der Indische leerlingen aan de Krijgs
school later het voorbeeld van hun meester zullen volgen! Aan een echt
wetenschappelijk werk over de tactiek van het Indische leger hebben wij
drino-ende behoefte. Wij moeten op die tactiek onze exercitiereglementen
baseeren en die niet van de Nederlandsche copieeren. Immers, over
de hoofdvereischten sprekende, waaraan een exercitiereglement moet vol
doen, zegt de Heer Rooseboom zelf, dat het moet steunen op de tactische
lessen van het verledene. „De ondervinding in de oorlogen opgedaan,
vooral in diewaarin dezelfde of gelijksoortige wapens gebruikt werden,
moet daartoe zorgvuldig zijn nagegaan, en in het bijzonder moet daarop
gelet worden, dat wat in éénen oorlog goed bleek', nog niet als onfeilbaar
voor de toekomst mag worden aangenomendaar er mogelijk bijzondere
omstandigheden hebben bestaan, die de doeltreffend gebleken handelwijze
bijzonder begunstigden." Aan dien eisch voldoen onze exercitiereglemen
ten niet. Bij de samenstelling der bestaande heeft men, instede van de
rijke Indische krijgsgeschiedenis te laten bestudeeren, de Hollandsche
reglementen met geringe wijzigingen laten overnemen!
L.
Repertorium op de Koloniale Litteratuur
of systematische inhoudsopgaaf van hetgeen
voorkomt over de Koloniën (beoosten de
Kaap) in mengelwerken en tijdsehiftenvan
1595 tot 1865 uitgegeven in Nederland en
zijne overzeesche bezittingen, door J. C.
HooijTcaas, in leven Commies hij het Dep.
van Koloniën. Ter perse bezorgd door Dr.
W. N. Dit Bieu, I®, IR, Ille stuk. Amster
dam P. N. Van Kampen en Zoon 1874,
1877 1879.
„Toon mij wat er is, opdat ik wete wat ik hebben moet," is het goecl