458 bied met liet gros der militaire ingenieurs van zijn tijd. A bon entendeur demi mot suffit. Wij hebben leeken zelfs de stelling hooren verkondigen, dat voor de opleiding onzer militaire artsen eene instelling met kazerneering als de Militaire Academie aanbevelenswaardig waswant de ze kerheid zou daardoor verkregen worden, dat, even als voor de Indische cadettenhet stelsel der kostelooze opleiding huldigendeeen genoegzaam aantal jongelieden uit de burgerklasse, voor wie de studie aan onze universiteiten te kostbaar is, zich aan de militaire Geneeskundige dienst zou wijden. Het gevaar werd dan voorkomen, dat de militaire artsdie na geheel vrije studie en zonder aan eenige tucht of eenig toezicht onderworpen te zijn geweest, als zoodanig in het leger optredendezich ten gevolge van de subordinatiewaaraan hij onderworpen wordtonbehagelijk gevoelt en zoo spoedig mogelijk zijne betrekking vaarwel zal zeggen. Wat zullen wij hiertegen zeg gen? Niet veel. Tegenover leeken gebiedt de courtoisie égards, en wij nemen die in acht met zwijgen. Wij hebben gedurende den Atjehschen oorlog bekend geworden bevelhebbers van de agressieve en niet-agressieve politiek geziendieaan commandeeren gewend ook dachten de officieren van Gezondheid te kunnen commandeeren hoe zij zieken moesten behandelen en de beginselen der hygiene in acht nemen. Hunne geestverwanten zouden wellicht aan de Militaire Aca demie studeerende Indische cadetten van Gezondheid wenschen. Wij hebben anderen hooren zeggenneenzóóver behoeft het niet te gaan. Maar waaromvroegen zijkan de militaire opleidingschool te Amsterdamdesnoods hervormd, niet blijven bestaan. Dat die school geen genoegzaam aantal artsen heeft opgeleverdscheen vooral ook te moeten worden toegeschreven aan het minder aanlokkelijke van de Geneeskundige dienst Het toezichtwaaraan de militaire studenten te Amsterdam onderworpen waren, oefende op de studiën van de beteren onder hen een gunstigen invloed uit. In den regel onderscheidden zij zich gunstig bij de examina, en men gelooft zelfs, dat indien aan de examineerende commissiën werd gevraagd, welke artsen bij haar onderzoek de meeste bewijzen van kunde en bekwaam heid hadden gegeven, de militaire of de burgerlijke, zij zich ten gunste van de eerstgenoemden zouden verklaren. Wij geven hierop

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 467