465
gen. Daarin moet zij niet belemmerd worden door de inmenging
van niet-deskundigen, wie ook. De officier van Gezondheid behoort
in de eerste plaats geene andere chefs dan zijne eigene chefs te heb
ben. In tijd van oorlog, te velde, moet de militaire arts zich ge
dragen naar de aanwijzingen van den bevelhebber der troepenmacht,
op bivouacs, bij marschen en in gevechten, ten opzichte van de dan
door hem te nemen plaats en van de te kiezen verband- en ambu
lanceplaatsen maar overigens moet hij als chef over die inrichtingen
optreden. Over de positie van den officier van Gezondheid in het
leger sprekende, zegt de meer genoemde Staatscommissie van 1877:
„De Geneeskundige dienst is buiten twijfel eene der hulpdiensten bij
het leger, en als zoodanig dienaar van het geheel, maar zal deze
naar den eisch, zoowel in het belang van den zieken als van den
gewonden soldaat, tot volle krachtsontwikkeling geraken, dan moet
hij in de uitoefening zijner plichten niet belemmerd worden, met
andere woorden: hij moet op zijn gebied heer en meester zijn."
Yerder spreekt de Staatscommissie van administratieve bandendie
den geneeskundige in het leger knellen. In het Indische leger heeft
de Geneeskundige dienst niet meer de heerschappij der Militaire ad
ministratie in directen zin te vreezen; maar is dit ook het geval in
indirecten zin? De hospitalen zijn b. v. gebonden aan reglementaire
bepalingen betreffende de klassificatie der lijders, hunne verpleging
en hunne voeding. Alle zelfstandigheid geniete de militaire arts,
indien hij dat noodig oordeelt, om b. v. een soldaat eene klamboe
te geven of den pariah, onzen gedienstigen dwangarbeider, eene halve
flesch wijn. Wij hebben echter aan een der drie tijdelijk in onze dienst
geweest zijnde Engelsche officieren van Gezondheid, gedurende de
tweede Atjehsche expeditie, den Majoor Mayodie in de hoofdam
bulance te Penajoeng dienst deed, hooren weigeren, dat hij een In
landse hen lijder eene halve flesch wijn per dag voorschreef, omdat
het met „de bepalingen" streed. De geneesheer betaalde toen den wijn
uit zijne eigene beurs! Wij, die hem kenden, wisten dat hij tot
geene club behoorde, die wollen kousen en flanellen voor Negers
maakt, maar dat hij, den bloedigen oorlog tusschen de Noordelijken
en Zuidelijken der Vereenig de stalen bijgewoond hebbende, vóór zijne
komst in Atjeli ook in Britsch-Indië was geweest en dus niet alleen
30