489
De voornaamste en meest geduchte vijanden der Compagnie waren
nu wel bevredigd, maar het was nog ver, dat Java geheel tot
rust zoude gebracht zijn. De oproerige Prins Singosarivan wien
vroeger is gezegddat hij naar den kant van Malang was verjaagd
bleef zich steeds in de daar gelegen gebergten staande houden; en
hoewel hij geen machtige vorst was, noch een grooten aanhang had,
zoo veroorzaakte hij nog veel moeiteen het was niet dan na verscheidene
gevechten, dat hij een geruimen tijd daarna werd tenondergebraeht.
Eerst toen was Java verlost van de machtige en talrijke rebellen,
die het eiland gedurende vele jaren hadden beroerden ofschoon de
opofferingenwaarvoor deze vrede was gekochtgewis zeer aanzienlijk
warenkonde evenwel de terugkeer der algemeene rust op geen te
grooten prijs worden gestelden zelfs zijdie door de gemaakte
schikkingen een dadelijk verlies kwamen te lijden, mochten zich
verheugen, dat de vernielende oorlog, die nog beklagenswaardiger
gevolgen had kunnen hebbeneindelijk ten einde wasterwijl door
dozen afloop van zaken de Compagnie een volstrekt overwicht en
vermeerdering van macht over de vorsten had verkregen.
De Javaansche vorsten mochten niettemin met dit alles geene volko
men vreedzaamheid smakende haatdie tusschen den Soesoehoenan
den Sulthan en den Pangeran Adipati Mangkoe Negoro altijd had
bestaan en ook was overgegaan op den Soesoehoenan Pakoe Boeivono
IY, die in 1788 den troon van Soerakarta beklom, kon, hoewel
nu van uiterlijk ontblootniet geheel door hen worden onderdrukt
aanhoudende tweedracht, afgunst en onverdraagzaamheid bleven steeds
bij hen bestaan.
Het bijgeloof en de bekende kuiperijen, waaraan de Javaansche
hoven zoo zeer zijn blootgesteldveroorzaakten weder spoedig daarna
eene aaneenschakeling van oproerige bewegingen en toebereidselen,
welke een grooten oorlog hadden kunnen ten gevolge hebben, toen Pa
koe Boewono IYomstreeks 1789slechts kortelings aan de regeering
was. Tijdens het Nederlandsch opperhoofd Hartingh en de Rijksbe
stierder Djoijoningrat aan het bestuur warenbevonden zich te
Soerakarta vijf gevaarlijke personennamelijk Raden Toemenggoeng
Wiro DirdjoRaden Toemenggoeng Kendoersiwaneen geestelijke
vorst, genaamd Pangeran Paninggaheen priester, genaamd Kiahi