40 zou gehad hebben als nu, dat mijn naam is genoemdik was immers de oudste hoofdofficierdie omstandigheid behoeft dus volstrekt niet gereleveerd te worden. Zeker zou het goed geweest zijn, indien Luitenant-Kolonel Ter steege in zijn rapport aan den Bevelhebber melding had gemaakt, dat nog geene aanraking met de colonne Demmeni had plaats gevonden maar is dat dan niet geschied? De vraag kan ik niet beantwoorden. De wederlegging van den inhoud der laatste alinea van bladz. 386 heeft reeds bij de opsomming van het door mijne colonne verrichte plaats gehad. In de 2" alinea van bladz. 387 staat: De Luitenant-Kolonel Godin gaat op last van den Overste Tersteege om één uur terug naar Montasik en wel naar aanleiding van door den Bevelhebber gegeven bevelen. Yóór ik verder ga, moet ik opmerken, dat Kapitein Vis eigenlijk mets afweet van den marsch mijner colonne in den morgen van 19 Augustus 1878, dat een ieder duidelijk wordt, als men be denkt, dat die Kapitein tot de colonne Demmeni behoorde. De slotsom van alles is: mijne colonne is te Lamkrah geweest, die van den Overste Demmeni niet. Nu vraag ik: wie heeft aan de opdracht, vervat in order N° 58, voldaan, hij of ik. Ik heb mij vereenigd met en onder de bevelen gesteld van den Heer Tersteege die mij toen verder orders heeft gegeven. Het verhaal van den te volgen weg is te dwaas (4e alinea, bladz. 387) om daarbij te blijven stilstaan. Ik heb reeds medegedeeld, waaraan het was toe te schrijven, dat ik den te volgen weg zoo juist vist, en dat was eenvoudig omdat ik er reeds geweest was op den 5dcn Augustus. Het onnauwkeurige in de volgende alinea springt dadelijk in 't oog, als men zich herinnert, wat ik heb medegedeeld van de verrich tingen der colonnes Tersteege en Godinna onze vereeniging vóór de kleine benting Lamkrali. Mijne colonne is N. B. oostelijk van Lamkrah naar Lamloea gemarcheerd (zie de schetskaart van het terrein des oorlogs in de XXII Moekim's, 2de halfjaar 1878, schaal 1: 20000). Men ziet, hoe gewaagd het isover oorlogsgebeurtenissen te schrijven, waarvan men weinig weten kan. In de buurt, waar mijne colonne is geweest, viel letterlijk niets meer te vernielen. (Ik roep al de officieren mijner colonne tot getuigen.)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 49