504
digdhedenvivresenz., voor de Britsvhe troepen zeer verdienstelijk ge
maakt; hem werd als belooning daarvoor de rang en de titel van
Raden Toemenggoeng, onder den naam van Setjo Dining rat, geschonken,
met genot van duizend tjatjah's land, waarvan het bezit ook aan
zijne kinderen en kindskinderen -werd toegezegd en eerst, nadat deze
niet meer bestaan, weder aan het Gouvernement zoude terugkomen.
Kort na de troonsbeklimming van den nieuwen Sulthan werd de
Rijksbestierder Danoe Redjo (voorheen Sindo Negoró) afgezet, met
behoud van 62 tjatjah's land voor zijn onderhoud, en vervangen door
Mas Toemenggoeng Soemo di Poero, Regent van Djapang, als Raden
Adipati Danoe Bedjodeze vierde Rijksbestierder van Djokdjakarta was
van Balineesche afkomst en uit dien hoofde, ofschoon met eene zuster
van de toenmalige Batoe Ageng gehuwd, bij de Prinsen en verdere
hofgrooten in algemeene minachting.
Terwijl het rijk van Diokdjakarta na deze omwentelingen en al
gemeene beroering weder tot rust was gekomen, werd aan het hof
van Soerakarta ook een aanslag op het Europeescli gezag gesmeed,
waarbij het tractaat van bondgenootschap, op 23 December 1811
met de Engelsche Regeering aangegaan, ten eenenmale werd geschonden.
De Soesoehoenandie een geslepen en ondernemend, doch tevens
een achterhoudend en voorzichtig karakter bezat, had geheime toe
bereidselen gemaakt, om wanneer de kans schoon was, zich aan de
Europeesche heerschappij te onttrekken. Ziende, dat de Sulthan
zich het bestuur weder had toegeëigend en eene wederspannige hou
ding aannam, vormde de Soesoehoenan het plan, om, zoodra de Sulthan
in zijne aanslagen tegen het Gouvernement mocht zegevieren, ook
onverwijld van houding te veranderen en zijne macht eens te beproe
ven; hij nam evenwel alle mogelijke voorzorgen, om, ingeval de Sul
than zijne oogmerken niet mocht bereikei», niet den minsten schijn
te geven van zijne ontrouw en voorgenomen oproerige plannen.
In dit ontwerp werd hij voornamelijk aangezet en ondersteund
door zijn geliefden echten broeder Pangeran Mangkoe Boe/mi, die, bij
zijn haat tegen de Europeaneneene zeldzame vlugheid van geest,
fermiteit van karakter en trotschheid van aard paarde en de volle gene
genheid des Soesoehoenans en een grooten invloed op dezen bezat;
hij was daarenboven bij de hofgrooten en andere Javanen zeer gevreesd.