- 508 van wapenen ondersteund hebben. Het is derhalve niet waarschijn lijk, dat er ooit sprake is geweest, hem het Djokdjakartasclie rijk te schenkendoch wel dat hem voor belooning zijner diensten en tot vergoeding der gemaakte oorlogskosten eenig land zoude wor den afgestaan, hetwelk ook werkelijk is geschied, zooals nader zal worden medegedeeld. De Sulthan Hamangkoe Boeivono III, bijgenaamd Sulthan Rocljo, regeerde slechts twee en een half jaarna verloop waarvan hijin 1815, in den ouderdom van 48 jaren overleed en opgevolgd werd door zijn minderjarigen zoon, den Kroonprins, onder den naam van Sulthan Hamangkoe Boewono IV, die, slechts veertien jaren oud zijnde, de regeering niet dadelijk aanvaardde, maar onder voogdij van den Pangeran Pakoe Alam, als Regent van het Rijk, gesteld werd. De regeering van dezen prins werd door de Djokdjasche hof- grooten in het algemeen zeer gelaakt, daar men hem verdacht, zich gedurende het regentschap aanzienlijke schatten te hebben toegeëigend ten koste van de inkomsten des minderjarigen Sulthans; ofschoon daarvan geene sprekende bewijzen zijn, kan men evenwel niet ont kennen, dat Pakoe Alam sedert zijn regentschap in buitengewone pracht en rijkdom leefdezoodat zijne afstammelingen nog ten huidigen dage voor zeer rijke vorsten worden gehouden. De lessen, welke de Soesoehoenan bij voortduring had ondervonden, de krachtige voorbeelden, waaraan hij zich kon spiegelen, de her haalde mislukking van zijne vijandelijke ontwerpen en de aanzienlijke verliezen, die deze hem telkens hadden berokkend, wederhielden hem toch nietnogmaals eene kans te wagen tot afschudding van het Europee.sche juk. In 1815 ging hij met de Bengaleesche soldaten in Engelsche dienst te Soerakarta eene verbintenis aan tot een algemeenen opstand tegen de Engelschendoor geschenken en beloften kon hij dit volk met weinig moeite in zijn belang overhalen, daar zij redenen van misnoegen tegen hun Gouvernement haddenzoo wegens een plaats gehad hebbend verbod tot het overmaken van wissels op Bengalenals omdat zij onvergenoegd waren, dat hunne officieren gedurig met verlof gingen, zonder de belangen der Sipaijers te behartigen. Zij maakten alzoo met den Soesoehoenan een plan om de Europeanen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 517