42 De aanvulling van het officieel verslag op bladz. 421 is voor goede lezers niets anders dan eene poging om de handelingen van den schrijver vooral op den voorgrond te stellen. Dit blijkt trouwens reeds uit het voorgaande. Zeker is het, dat de 1° colonne Tersteegedie ik moest volgen, en die een geruimen tijd vóór mij was afgemarcheerd, zich zeer langzaam voortbewoog; want reeds bij Lepongarawaar Kapitein Schilfer was achtergelaten, had ik met mijne colonne de 1° reeds ingehaald, hoewel ik toch niet buitengewoon snel marcheerde. Geen schot was er toen nog van 's vijands zijde gevallendus ook dat kan geen oponthoud veroorzaakt hebhen. Het aanvankelijk bepaalde object voor dien dag was Indrapoeri maar zóó gemarcheerd hebbende, kon die plaats niet bereikt worden, en werd door den Heer Tersteege bepaald, dat de beide colonnes te Tjot-Bcisatoei zouden bivakkeeren. Op bladz. 427 heb ik alleen aan te merken, dat ook de 4° com pagnie van het 2e bataljon, aanvankelijk wel tegen mijne bedoeling maar later toch volkomen daarmede overeenstemmende, op de rech terflank over de heuvelreeks de colonne beschermde. Het is daar om niet kwaad geweest, dewijl zich daar de meeste vijanden ophiel den. Ik herinner mij ook niet, gehoord te hebben, dat de colonne Tersteege uit de kampongs Lamïli en Riki beschoten is geworden. Ook moet ik opmerken, dat Gleh-Kambing geen kampong isdoor gleli of glih verstaan de Atjehers eene hoogte; dus gleh-kambing zou beteekenen geiten-heuvel. Eene alinea verder spreekt de Heer Vis zelf van den hemel Gleh-Kambing Verder merk ik op, dat toen de colonne Tersteege te Indrapoeri kwam, er nagenoeg geen schot meer viel van 's vijands zijde, en de mesigit van Indrapoeri zoo goed als verlaten wasaf en toe zag men een Atjelier zich daar vertoonen, die zijn geweer of zijne don derbus afschoot en daarna verdween. Alleen herinner ik mij, dat toen ik den Overste Tersteege de positie der stukken, tegen de mesigit gericht, toonde, en er tijdelijk eene ophooping van menschen op den top van Gleh-Kambing ontstond, er eenige schoten vielendie op ons gericht warenechter zonder één onzer te treffen. Toen eene der compagniën van het 5e bataljon den overtocht der

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 51