524 Betwist is de vraagof de straffeloosheid behoort te worden verzekerd aan hem, die wel heeft uitgedaagd of de uitdaging aangenomen, doch vrijwillig is teruggetreden vóór den aanvang van het tweegevecht. Het ontwerp kent deze straffeloosheid niet. Waarom niet? Vooreerst bestaat er geen rechtsgrond om hierbij uitzondering van en in tegenstelling met andere strafbare feiten, wegens een na het begaan van het misdrijf (de uitdaging of aanneming) opgekomen werkdadig berouw (thatige Reue) dat misdrijf vrij te stellen van straf. Ten andere zou deze straffe loosheid kwalijk beantwoorden aan de eischen van de practijk. Stel b. v. de uitdaging wordt geweigerdbeneemt dan die weigeringdie daad van een anderaan den uitdager de mogelijkheid tot straffeloosheid Antwoordt men daarentegen ontkennend en acht men ook dan nog hem, die de uitdaging vóór de strafvervolging intrekt, vrij van straf, zoo heeft men te duchtendat menige intrekking slechts voor den vorm zal geschieden en dat de uitgedaagdedie geweigerd heefttoch een lafaard zal heeten. Of stel b. v. de uitdaging is aangenomen, en eene der partijen treedt vrijwillig terug, zal dan de andere partij door dien terugtred in de on mogelijkheid komen om hetzelfde te doen en dus altijd strafbaar blij ven Inderdaad, de zucht om door het lokaas van straffeloosheid nog op het laatste oogenblik duels te keerenmag niet zóóver gaandat eene on rechtskundige en in de toepassing onbillijke bepaling worde aangenomen. Art. 170. Na art. 169 kon de poging tot tweegevecht als zoodanig straffeloos blijven. Vele twistvragen, waar bij dit misdrijf de grens te trekken is tusschen strafbare poging en straffelooze voorbereidingshande lingen, zijn hierdoor afgesneden. Art. 171. Als vereischten voor een regelmatig tweegevecht zijn aan te merken: de voorafgaande regeling en de nakoming der voorwaarden, de tegenwoordigheid van wederzijdsche getuigen, de afwezigheid van bedrog. Waar een dezer vereischten ontbreekt, zijn de gevolgen der handeling (een zoogenaamd duellum irregulareals gewone moorddood slag en mishandeling te beschouwen. Ten opzichte van het duellum ir regulare geldt de strafbedreiging van art. 170, voor zoover 1° geenerlei der straf vooral te onderzoeken is, wie de voorname aanleiding gaf tot het tweegevecht, past niet in een wetboek. Ook zullen de ware motieven van het duel aan den rechter meestal onbekend blijven. Anders Duitsch wetboek, art. 204; Saksenart. 249; Beijerenart. 166. Hel verschil in straf tusschen art. 170 en art. 169 is reeds een voordeel, aan den terugtred verbonden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 533