528 mede eeno zware straf voor beleediging, vooral van die persoonlijk aan gedane beleediging, tot wier wraak gewoonlijk tweegevecht onmisbaar wordt gerekend. Daartegen werd evenwel aangevoerd, dat de persoonlijke smet van de beleediging niet door zware straffen van den beleediger wordt uitgewischt. Wil men de uitdaging straffen, dan moet eene andere wijze van genoegdoening voor die daad in de plaats treden, en bet eenige, wat daarvoor in aanmerking komt, is de uitspraak van een eeregerichtdat zal hebben te beslissen in hoever de beleediging te recht geschiedde of ngemotiveerd was en lasterlijk. Men erkende echter, dat dit niet eene zaak is, tot welker regeling de Eegeering het initiatief kan nemen. In de tweede plaats werd gevraagd of niet eene definitie Yan het begrip tiveegevecht noodig is. Dit blijkt echter voldoende uit het ontwerp, name lijk elke strijd, op welke wijze ook gevoerd, dus ook een vuistgevecht waarvan de voorwaarden vooraf zijn geregeld, en dat plaats heeft in te genwoordigheid van wederzij dsche getuigen. De Minister van Justitie antwoordde, dat als het tweegevecht achterwege bleef, naar zijn oordeel, niet alleen de overbrenger der uitdaging, maar ook de uitdager en de persoon, die de uitdaging aannam, straffeloos be hoorde te zijn. Tevens moet de straffeloosheid der poging blijven gehand haafd. Men mag toch, wat de partijen betreft, niet vergeten, dat men hier te doen heeft met personen, die, niet zelden, worden zij niet door valsche schaamte weerhouden, nog op het laatste oogenblik zullen terug treden. Door hen, ook bij terugtred, te straffen, werkt men ook door de publiciteit, die door de vervolging aan de zaak gegeven wordt den terugtred tegen; zij zullen, met het oog op die publiciteit, vreezen voor lafhartig te worden gehouden. Ook de poging behoort straffeloos te zijn. Niet zoozeer omdat het moeilijk is, het begrip vast te stellen, maar omdat strafbaarheid der poging al weder het duel zal bevorderen. Een vriend, een echtgenoot, die vruchteloos tot op het laatste oogenblik alles beproefde om partijen haar plan te doen opgeven, heeft ten slotte soms geen ander middel dan het inroepen van de tusschenkomst van der den. Dat middel zal geen eerlijk man gebruiken, indien hij weet, dat die derden, vóór den aanvang van den strijd op de strijdplaats verschij nende, door hunne verschijning, aan partijen den weg zouden afsnijden om, door vrijwilligen terugtred (niet zeldzaam) strafvrij te blijven. (Wordt vervolgd.) Wel voor officieren en studenten, zoo als door de instelling van eeregerichten in Dnitschland is geschied. Zie de bekende monographie van Cauchg over het duel.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 537