44
Bij den Gleh-Kambing gekomen, stond de sectie Afrikanen Scheib
aan den voet van dien heuveleene sectie Infanterie links daarvan
en de beide stukken, benevens de ambulance, door eene sectie In
fanterie gedekt, op eene kleine grasvlakte aan den voet van den
heuvelterwijl de drie sectiën der Afrikaansche compagnie (2e) en
de 4e compagnie van het 2e bataljon, door het herhaaldelijk op- en
afklimmen van de heuvels op de rechterflank, letterlijk uitgeput
waren en den rand dier heuvels bezet hielden. Onder die omstan
digheden vroeg ik om versterking; maar de colonne Tersteege had
zóó langzaam gemarcheerd, dat het geruimen tijd duurde, alvorens ik
versterking kreeg in den vorm eener compagnie (Oostenrijk) van het
5e bataljon, die vooruitgezonden werd. Met de sectie Afrikanen
Scheibaan het hoofd, bezetten die troepen toen den Gleh-Kambing
waar de Artillerie ook stelling nam. Geruimen tijd later kwam de
rest der colonne Tersteege aan, en kort daarop hoorde men geen
schot meer, zoodat ik vermeende, dat de mesigit Indrapoeri aan de
overzijde (den rechter oever) der Atjeh-rivier gelegen, verlaten was,
hetgeen toen zoo ook bleek te zijn.
Den 27sten Maart 1879 verliet ik de 2e colonne, na het com
mando aan den Luitenant-Kolonel Scharp te hebben overgegeven,
en spoedig daarna, wegens langdurig verblijf, Atjehwaar ik 16
maanden was geweesten den 3den April d. a. v. stoomde ik van de
reede van Oleh-leh naar Padang.
De gepensioneerde Luitenant-Kolonel
der Infanterie
J. H. C. Godin.