543 Eenige beschouwingen over „De "Waaï- heid" over onze vestiging in Atjeh van den Luitenant-Generaal J. Van Swietendoor C. A. Jeeheloud-officier der Marine, 's Gra- venhageHenri J. Stemberg1879. Toen de lioog bejaarde Generaal De Stuers in de April-aflevering van den „Gids" van 1875 in het artikel „Nog iets over Atjehhet beleid van zijn schoonzoon, den Gouverneur-Generaal Loudontrachtte te ver dedigen, was het te voorzien, dat zoodanige verdediging geen algemee- nen bijval zoude inoogsten. Eeeds kort daarna lokte zij dan ook repliek uit in het dagblad „Het Vaderland" van De Roo van Alderwerelt en van den schrijver der hier aangekondigde brochure. In zijn „Waarheid" van 1879 beweert de Generaal Van Swietendat de te Leerdam verblijf houdende oud-Luitenant ter zee der le klasse Jee hel eigenlijk niet de schrijver is van het door hem onderteekende en in „Het Vaderland" van 23 April 1875 geplaatste opstel, getiteld „Eene slechte verdediging", maar dat hij, die als inwoner van Leerdam over de Atjehsche kwestie niet mede kon praten, zijn naam geleend heeft aan het werk van een ander, dat zich niet alleen onderscheidt door eene scherpte en eëne vijandigheid van toon, die voor den oud-zeeofficier te genover den oud-Generaal verre van passend genoemd kan worden, maar die eigenlijk ook niets anders is dan eene ellendige haarkloverij, den weldenkende en man van kennis onwaardig. Halte la, trève de cérémonies, antwoordt de Heer Jeekel in de hier aangekondigde brochure. Er zijn dingen, die men denkenmaar niet zeg gen mag, wanneer de bewijzen daarvoor ontbreken. Met hetzelfde recht zou men kunnen denken maar mag men het ook zeggendat niet de Generaal De Stuersmaar de Generaal Van Swieten de schrijver is van het bewuste Gids-opstel van 1875, en zoo ook, dat niet de Generaal Van Swieten die van nature niet onwellevend is maar de bekende Atjehsche „fantasist" de schrijver is van den beruchten, onvorme- lijken „Open brief" aan Generaal Booms; wellicht ook van kop en staart der „Waarheid" van 1879. Maar de Heer Jeekel is en blijft de schrijver van dat opstel, zegt hij; en wij gelooven hem op zijn woord van eerlijk man. In zoo verre doet dit ook niets ter zake. Die iets onderteekent, draagt daarvan de volle ver antwoordelijkheid. En wij hebben dus slechts de waarde van het dooi den Heer Jeekel geteekende te beoordeelen. Aan scherpzinnigheid ont breekt het dezen schrijver zeker niet. Dit blijkt ook uit de hier aangekondig-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 552