576
breken van den opstand van 1825 hebben bijgedragen. In de eerste
plaats mogen wij noemen den gedanen verhuur van landerijen aan
particulieren.
Er is zeker geene zaakdie in hare gevolgen van zoodanig gewicht
kan worden aangemerkt als dezeen uit welk oogpunt men haar ook
beschouwe of welke gedaante men daaraan ook heeft willen geven,
te ontkennen is het niet, dat die handeling de grondvesten aanrandde
van het bestaan der vorsten van Java van het Nederlandsch Gou
vernement in Indië en de voortdurende rust van het eiland Java.
De zaak in haren oorsprong, voortgang en gevolgen te beschrijven,
zoude buiten dit bestek zijn; wij zullen daarom alleen vermelden,
van welken invloed zij geweest is op de Javaansche hoven.
Behalve eenige landstrekenwelke middelijk strekten tot onderhoud
van de vorsten en hunne kratons, waren de overige landen in het
Solosche en Djokdjasche voor het onderhoud der PrinsenRegenten
mindere hoofden en alle verdere dienarenzoowel burgerlijke als mi
litaire gedeeltelijk waren die landen en desa's aan hun rang en hunne
geboorte en voor een ander gedeelte aan de betrekking of het ambt,
welke zij bekleedden, verknocht, zoodat al die personen in den vol-
sten zin des woords daarvan niet anders dan het vruchtgebruik
genoten, maar met zoodanige verplichting, dat wanneer de oudste
zoon van een bezitter dier landerijen in de waardigheid of het ambt
van zijn vader geplaatst werd, hij dikwerf verplicht was, de schul
den van zijn voorganger daarbij over te nemen.
De gedane verhuringen of verpachtingen van landerijen van 1818
tot 1821 waren van dien grooten omvang en op zoodanige wijze ge
schied, dat reeds een groot gedeelte van beide rijken in handen van
particulieren wasen er ontbrak weinig om het geheele Mataramsche
rijk binnen korten tijd in verval te brengen. De afstand van som
mige landerijen door de vorsten en hunne onderdanen was geschied
voor tien, twintig, dertig of meer jaren, en op de pachtschatten van
dien tijd waren bereids groote voorschotten gedaan. Het lijdt daarom
geene tegenspraak, dat deze maatregel bij de Javanendie zich
nimmer om de toekomst bekommeren en door de landverhuringen
belangrijke sommen gelds in handen kregen, om hunne schulden of
andere behoeften te kunnen voldoengrooten ingang vondvoorname-